Regionale verschillen in langdurige zorg niet alleen verklaard door aandeel ouderen
De leeftijdsverdeling van de bevolking is de belangrijkste voorspeller voor het gebruik van AWBZ-zorg voor ouderen en chronisch zieken. Maar er zijn regio’s waar het zorggebruik afwijkt van wat op basis van de leeftijd van de inwoners verwacht kan worden. Dit heeft CBS samen met de Algemene Rekenkamer onderzocht.
Leeftijd belangrijke verklaring voor AWBZ-gebruik
Hoewel de groei de laatste jaren afvlakt, zijn de zorguitgaven van de overheid in de laatste decennia flink gestegen. Met de hervorming van de langdurige zorg en de daarmee gepaard gaande bezuinigingen wil het kabinet deze groei beheersen. Inzicht in de regionale verschillen in het gebruik van langdurige zorg vormt daarbij een belangrijk aanknopingspunt. In 2012 maakte 4,4 procent van de volwassen Nederlandse bevolking (bijna 583 duizend mensen) gebruik van zorg voor ouderen en chronisch zieken in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Ouderen en chronisch zieken zijn de grootste groep gebruikers van langdurige zorg. Zij ontvangen verpleging of persoonlijke verzorging thuis of wonen in een verpleeg- of verzorgingshuis. Vanaf 67-jarige leeftijd is het AWBZ-gebruik voor ouderen en chronisch zieken hoger dan gemiddeld. In de daarop volgende levensjaren neemt het gebruik in hoog tempo toe tot meer dan 90 procent onder 100-plussers.
Het aandeel mensen dat gebruikmaakt van AWBZ-zorg met verblijf (ZMV), bijvoorbeeld opname in een verpleeghuis, blijft toenemen naarmate de leeftijd stijgt. Het aandeel mensen met zorg zonder verblijf (ZZV) neemt toe tot 92 jaar en neemt daarna weer af. Dit komt doordat hoogbejaarden vaak niet meer zelfstandig kunnen wonen en dus overstappen op zorg met verblijf.
Relatief veel langdurige zorg in Zuid-Limburg en Twente
In de regio’s Zuid-Limburg en Twente maken relatief de meeste mensen gebruik van AWBZ-zorg voor ouderen en chronisch zieken. Met 5,4 procent (respectievelijk 27,6 duizend en 26,7 duizend mensen) is het gebruik daar bijna een kwart hoger dan het landelijke gemiddelde. Het laagst ligt dit gebruik in de regio’s Amsterdam en Delft/Westland/Oostland met respectievelijk 3,2 en 3,3 procent (21,6 duizend en 8,3 duizend mensen). Dat is ruim een kwart lager dan gemiddeld. In totaal wijkt het gebruik van AWBZ-zorg in tien regio’s meer dan 15 procent af van het landelijke gemiddelde.
Aandeel AWBZ-gebruikers in vergelijking met het landelijk gemiddelde (bevolking vanaf 18 jaar), 2012
Regionale verschillen ondanks correctie voor leeftijd
Dat er in bepaalde regio’s meer of minder gebruik wordt gemaakt van AWBZ-zorg voor ouderen en chronisch zieken is te verklaren door te kijken naar het aantal ouderen dat in deze regio’s woont. Op basis van het aantal ouderen in een regio kan dan het verwachte zorggebruik worden bepaald. Zo is bijvoorbeeld te zien dat in de regio’s Drenthe en Zeeland het daadwerkelijke zorggebruik wel een stuk hoger is dan gemiddeld, maar dat dit verschil teniet gedaan wordt wanneer rekening wordt gehouden met het aantal ouderen dat hier woont. In enkele andere regio’s zorgt de correctie voor leeftijd ervoor dat het verschil van richting verandert. In de regio’s Amsterdam en Flevoland is er minder zorggebruik dan gemiddeld in Nederland. Maar als rekening wordt gehouden met het aantal ouderen in deze regio’s, blijkt dat het werkelijke zorggebruik hier meer dan 5 procent hoger ligt dan de verwachting.
Aandeel AWBZ-gebruikers in vergelijking met de verwachting na correctie voor leeftijd (bevolking vanaf 18 jaar), 2012
In 16 van de 32 regio’s is het verschil tussen het verwachte zorggebruik op basis van het aantal ouderen en het werkelijke gebruik minder dan 5 procent. In twee zorgkantoorregio’s, Twente en Amstelland/De Meerlanden, is het verschil relatief groot; meer dan 15 procent. Het werkelijke aandeel zorggebruikers in Twente is met 5,4 procent een kwart hoger (wat neerkomt op 5 410 gebruikers meer dan het verwachte aantal van 21 300) dan het verwachte aandeel van 4,3 procent. In Amstelland en De Meerlanden is het gebruik van AWBZ-zorg relatief laag. Het verwachte aandeel op basis van de leeftijd van de bevolking is ook daar 4,3 procent, maar met 3,5 procent ligt het werkelijke aandeel gebruikers bijna een vijfde lager. Er zijn daar 1 820 minder gebruikers van langdurige zorg dan het verwachte aantal van 9 920 gebruikers.
Leeftijdsopbouw vormt dus de belangrijkste, maar niet volledige, verklaring voor regionale verschillen in AWBZ-gebruik door ouderen en chronisch zieken. De resterende regionale verschillen kunnen deels verklaard worden door een groot aantal andere bevolkingskenmerken en regionale kenmerken, zoals de samenstelling van huishoudens en de aanwezigheid van voorzieningen.
Bronnen: