Beroepsmatige aardbeienteelt
De eerste beroepsmatige aardbeienteelt vond in het huidige Zuid-Holland plaats. In de zestiende eeuw werden er veel aardbeien geteeld in de gebieden rond Leiden en Delft. In de zeventiende eeuw breidde zich dat uit tot West-Friesland en de streek rond Beverwijk. In de achttiende eeuw kwamen daar Aalsmeer, Boskoop en de huidige Bollenstreek bij. In de loop van de negentiende eeuw verschoof de aardbeienteelt van Leiden naar het Westland, met name naar Loosduinen en Monster. In het begin van de twintigste eeuw kwam de aardbeienteelt rond Breda op, waarna de teelt zich verder verspreidde naar het zuidwesten.
De geteelde aardbei was aanvankelijk een rijkeluisgroente. Het ging om wilde bosaardbeien en grote bosaardbeien. De wilde bosaardbeien zijn nog steeds in West-Europa te vinden. In Nederland komt de bosaardbei algemeen voor in duingebieden en in Zuid-Limburg, maar is in aantal sterk aan het afnemen. De grote bosaardbei komt in Nederland alleen nog voor in Zuid-Limburg, en geldt inmiddels als zeer zeldzaam. Beide soorten aardbei staan op de Rode Lijst van de wilde planten in Nederland.
De moderne aardbei is een kruising van Europese en Amerikaanse aardbeien. In 1622 werden aardbeien uit Californië ingevoerd en rond 1714 aardbeien uit Chili. De Amerikaanse aardbeien waren hard en zoet, terwijl de Europese zacht en kwetsbaar waren. Doordat kwekers allerlei soorten aardbeien bij elkaar zetten, leverde een spontane kruising een productief ras dat grote, smaakvolle, rode aardbeien gaf. Verdere kruisingen leverden in de loop der jaren meer dan zeshonderd verschillende rassen op. Op dit moment is de Elsanta in Nederland het bekendste aardbeienras.