Honderdmiljoen kippen

© ANP
De legkippenhouderij is de afgelopen honderd jaar stormachtig gegroeid. Al in 1906 produceerden Nederlandse boeren meer eieren dan het binnenlandse verbruik, in 1953 was ons land al de grootste eierexporteur ter wereld. Bijna 100 miljoen kippen zaten in 2013 opgehokt in Nederlandse bedrijven, waarvan bijna 50 procent leghennen die goed waren voor een productie van ruim 10 miljard eieren.

Van erf naar hok

Rond 1890 was de omvang van de kippenhouderij nog beperkt. Op de boerderijen scharrelden niet meer dan enkele kippen rond die op het erf zelf hun kostje bij elkaar zochten. De kip was nog een echt erfdier. Het rapen van de eieren en de zorg voor de kip waren taken voor de boerin.
De legkippenhouderij is sinds 1890 explosief gegroeid. In 1910 scharrelden er al 6,7 miljoen kippen rond op de Nederlandse hoeven. Gangbaar op de boerderij was een aantal van 40 tot 50 kippen. Op de grotere boerderijen liepen er hooguit honderd: meer kon de boerin niet overzien. In de Gelderse Vallei waren echter al boeren te vinden met 300 kippen. De kippen liepen niet meer los op het erf, maar waren samengebracht in zogeheten hoenderparken, afgeperkte stukken grond met een nacht- en leghok.

Kippen per gemeente, 1910

2014-kaartje-kippen-1910

Pluimveecentra rond Barneveld en in Noord-Limburg

Het houden van kippen was een vorm van intensieve kleinveehouderij die typerend was voor de ontwikkeling van de landbouw op de zandgronden van vooral Oost-Nederland aan het eind van de negentiende eeuw. Er was weinig grond voor nodig, het vergde geen zware arbeid en voer (maïs) was relatief goedkoop. Gelderland was in 1910 de pluimveeprovincie, goed voor 22 procent van de kippenstapel. In zes Gelderse gemeenten liepen meer dan 45 duizend kippen rond: in Ede, Barneveld, Epe, Apeldoorn, Voorst en Winterswijk. De kippenhouderij werd op dat moment het meest intensief beoefend in Ede en Barneveld en omgeving: het aantal kippen per ha was daar verreweg het hoogst. Noord- Limburg was het andere centrum, met geconcentreerde kippenhouderij in Horst, Maasbree, Nederweert Sevenum en Venray.
Venray is vandaag nog steeds het belangrijkste centrum van pluimveeteelt, gevolgd door Ede en Barneveld. Deze drie gemeenten zijn samen goed voor 10 procent van de kippenstapel.

Kippen per gemeente, 2013

2014-kaartje-kippen-2013

Doelbewuste selectie

De productie van eieren nam snel toe, van 73 miljoen kg. in 1923 naar 147 miljoen kg. in 1940 en tot 672 miljoen kg. in 2012 (ruim 10 miljard stuks). Aan die productiestijging lag een geweldige stijging van de productiviteit ten grondslag. Betere voeding, efficiëntere huisvesting en doelbewuste selectie van legkippen op productiviteit leidden al voor de Tweede Wereldoorlog tot een spectaculaire toename van de productiviteit. Op het einde van de negentiende eeuw gaf een hen nog 80 tot 85 eieren per jaar, in 1930 waren dat er al 120, al bereikten de tophennen bij legwedstrijden op het Rijksproefstation Het Spelderholt op dat moment al aantallen tussen 170 en 200 eieren. Inmiddels ligt het gemiddelde boven de 300 eieren per jaar. De productiviteit bleef gebonden aan een legritme van een ei per etmaal, het hogere leggemiddelde kwam dan ook voort uit de verlenging van de legperiode.

Eierproductie 1924 - 2013

2014-grafiek-kippen-4179-g1