Risico op armoede en/of sociale uitsluiting
In Europees verband is hiervan sprake als men een risico op armoede heeft en/of ernstig achtergesteld is in het bezit van gangbare goederen en diensten en/of tot een huishouden behoort waarvan de werkintensiteit laag is.
Risico op armoede
De hoogte van het inkomen is een belangrijke graadmeter voor het risico op armoede en/of sociale uitsluiting. Voor bijna 17 procent van de bevolking in de Europese Unie was het inkomen dermate laag dat er sprake was van een risico op armoede. Dit betekent dat het inkomen lager was dan 60 procent van het doorsnee inkomen. Deze relatieve grens wordt per land bepaald en is dus sterk afhankelijk van het aldaar geldende welvaartsniveau.
Ernstige achterstelling bezit gangbare goederen
Een tekort aan inkomen kan er toe leiden dat huishoudens niet kunnen beschikken over duurzame goederen zoals een auto, kleurentelevisie, telefoon of een wasmachine. Zelfs een warme maaltijd om de dag, een jaarlijkse vakantieweek of het verwarmen van de woning zit er financieel niet voor iedereen in. Verder is het mogelijk dat men vanwege financiële beperkingen geen onverwachte noodzakelijke uitgaven kan doen of achterstanden heeft bij de betaling van de maandelijkse woonlasten. Ernstige achterstelling houdt in dat men met tenminste vier van bovengenoemde financiële beperkingen kampt.
Lage werkintensiteit
Omdat werkloosheid vaak gepaard gaat met armoede en sociale uitsluiting beschrijft de derde indicator het aandeel inwoners dat behoort tot een huishouden waarvan de volwassenen niet of nauwelijks werkzaam zijn. Met spreekt in Europees verband dan van huishoudens met een lage werkintensiteit.