Kans op armoede
Voor het afbakenen van armoede is gebruik gemaakt van de lage-inkomensgrens. De lage-inkomensgrens vertegenwoordigt een vast (netto) koopkrachtbedrag en wordt jaarlijks dus alleen voor de prijsontwikkeling aangepast. In prijzen van het jaar 2009 bedroeg de lage-inkomensgrens voor een alleenstaande 11 150 euro netto. Per maand komt dit neer op 930 euro. Dit is 60 euro meer dan het besteedbaar inkomen van een alleenstaande bijstandsontvanger. Voor meerpersoonshuishoudens is de lage-inkomensgrens met behulp van een equivalentiefactor aangepast voor de omvang en samenstelling van het huishouden.
De uitkomsten hier zijn gebaseerd op het artikel ‘Inkomen uit werk en toch risico op armoede’ dat verschenen is in de Sociaaleconomische Trends (SET), 1e kwartaal 2011. Dit SET-artikel bevat uitkomsten voor de jaren 2002-2008. Voor deze bijdrage aan het Webmagazine zijn cijfers voor 2009 toegevoegd. Bovendien zijn de uitkomsten van het aantal werkenden met risico op armoede gebaseerd op het Inkomenspanelonderzoek en niet zoals dat in het artikel in de Sociaaleconomische Trends op de Enquête Beroepsbevolking.
Werkenden met kans op armoede zijn gedefinieerd als personen van 18 tot en met 65 jaar, die behoren tot een huishouden met een laag inkomen en die in 2009 inkomen uit arbeid of inkomen uit eigen bedrijfsvoering hadden. Hier zitten in principe geen uitwonende studenten bij (als zij studiefinanciering ontvangen, zijn ze buiten de doelpopulatie gelaten).