Vóór de invoering van de Wmo viel huishoudelijke hulp binnen het kader van de AWBZ. Uitsluitend instellingen met een toelating voor het verlenen van AWBZ-zorg konden huishoudelijke hulp leveren. De zorg werd ingekocht door zorgverzekeraars bij alle bestaande zorginstellingen tegen prijzen die niet veel verschilden van de door de Nederlandse Zorgautoriteit vastgestelde maximumprijzen. Nieuwe zorgaanbieders kregen weinig ruimte om zich op deze markt te storten. Van marktwerking was dus niet of nauwelijks sprake. De zorgcliënt kon zelf kiezen uit een groot aantal zorgaanbieders. Verder hadden de zorginstellingen meer vrijheid bij het invullen van de soort zorg die werd verleend. Terug naar artikel