Veiligheidsgevoel maakt pas op de plaats
- Aantal slachtoffers veel voorkomende criminaliteit verder gedaald
- Gevoel van veiligheid niet toegenomen
- Inwoners vooral slachtoffer in eigen woonomgeving
- Gevoel van onveiligheid in eigen buurt gaat vooral samen met criminaliteit en andere buurtproblemen
Nederlanders hebben de afgelopen jaren geleidelijk minder last gekregen van criminaliteit. Eind 2008 gaf een op de vier Nederlanders aan in de daaraan voorafgaande twaalf maanden hiervan slachtoffer te zijn geweest; in 2005 was dit nog bijna een op de drie. Een kwart van de bevolking voelde zich eind 2008 wel eens onveilig. Hiermee zet de na 2005 ingezette daling van het gevoel van onveiligheid niet verder door. Dit zijn enkele resultaten uit de nieuwe Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) van het Centraal Bureau voor de Statistiek en de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie.
Een op de vier inwoners gaf eind 2008 aan in de twaalf maanden ervoor slachtoffer te zijn geweest van veel voorkomende criminaliteit, waaronder geweldsdelicten, vermogensdelicten en vandalisme. In 2005 was dit nog 31 procent; daarna was er sprake van een geleidelijk dalende trend in het percentage slachtoffers. De geconstateerde daling in 2008 wordt mede veroorzaakt door een licht seizoenseffect in het laatste kwartaal van het jaar. De algemene daling in de periode 2005-2008 is vooral toe te schrijven aan een daling van het percentage van de bevolking dat slachtoffer werd van een of meer vermogensdelicten zoals inbraak, fietsdiefstal en diefstal uit auto’s. Dat ging van 18 naar 13 procent.
Eind 2008 voelde 25 procent van de inwoners van 15 jaar en ouder zich wel eens onveilig. Twee procent van de inwoners voelde zich vorig jaar vaak onveilig. In 2005 was dit respectievelijk 33 en 3 procent. Sindsdien daalde het aandeel mensen dat zich wel eens of vaak onveilig voelde vrijwel jaarlijks. Deze dalende trend zette in 2008 niet verder door.
Burgers zijn voornamelijk slachtoffer van delicten in de eigen woonomgeving. Ruim vier van de vijf delicten gebeuren in de eigen gemeente. Drie van de vijf delicten vinden in de eigen woonbuurt plaats. Het gaat daarbij vooral om vandalisme en om diefstallen van en uit de auto. Inwoners van de politieregio’s van de vier grootste steden worden meer dan gemiddeld slachtoffer in hun eigen woonbuurt.
Ruim één op de zes inwoners geeft aan zich wel eens onveilig te voelen in de eigen buurt. Net als bij de slachtoffers van delicten speelt dit vooral in de sterk verstedelijkte politieregio’s. Daarnaast vertonen grotere onveiligheidsgevoelens ook een samenhang met andere kenmerken van de woonbuurt. In buurten waar sprake is van meer sociale overlast en fysieke verloedering hebben inwoners doorgaans ook een groter gevoel van onveiligheid.
De IVM verschilt sterk in opzet en uitvoering ten opzichte van de in de afgelopen jaren uitgevoerde Veiligheidsmonitor Rijk (VMR). Hierdoor is er sprake van een verschil in de uitkomsten tussen beide onderzoeken, een zogenoemde methodebreuk en zijn de gegevens uit eerdere jaren niet zonder meer vergelijkbaar. Om het monitoren van ontwikkelingen niet te verstoren is gelijktijdig met de IVM op beperkte schaal nog een extra VMR uitgevoerd. Aan de hand van deze resultaten zijn de eerder vastgestelde VMR-gegevens uit de periode 2005-2008 in bijgaande tabellen ook omgerekend om een vergelijking met eerdere jaren op landelijk niveau mogelijk te maken.
De resultaten kunnen hierdoor echter niet op regionaal/gemeentelijk niveau vergeleken worden met eerdere perioden.
De PDF bevat het volledige persbericht inclusief tabellen en grafieken.