Dertig jaar Europees monetair stelsel
Op 13 maart 1979 besloot de toenmalige EEG om het Europees Monetair Stelsel (EMS) op te richten, wat resulteerde in de invoering van de euro. De deelnemers streven onder meer naar een afname van de economische verschillen tussen de landen. In de afgelopen decennia zijn de economieën van de landen in het eurogebied inderdaad naar elkaar toegegroeid.
Welvaartsverschil afgenomen . . .
Het verschil in welvaart, gemeten als het bbp per hoofd, is in het eurogebied afgenomen. In 2007 lag dat welvaartsniveau in het merendeel van de lidstaten dichter bij het gemiddelde van het eurogebied dan in 1995. De grootste uitzondering hierop is Ierland, waar het bbp per hoofd is doorgegroeid tot het hoogste na Luxemburg.
Spanje, Griekenland en de latere toetreders Slovenië en Slowakije hebben een grote inhaalslag gemaakt. Portugal is echter net als Cyprus niet veel dichter bij het gemiddelde gekomen. In Nederland is de relatieve welvaart nog iets toegenomen, terwijl deze al boven het gemiddelde lag.
Bbp per hoofd, gecorrigeerd voor prijsverschillen (eurozone=100)
. . . en prijsverschil ook
Ook het onderlinge prijsverschil is in de landen van de eurozone flink afgenomen. Landen met een relatief laag prijsniveau hadden in de jaren 1995–2007 een veel hogere inflatie dan landen met een relatief hoog prijsniveau. In Slowakije was de prijsstijging het hoogst. Ook in Spanje, Griekenland en Portugal zijn de prijzen in de jaren 1995–2007 bovengemiddeld gestegen. In Ierland was de stijging dermate groot, dat het prijsniveau daar in 2007 tot de hoogste in de eurozone behoorde. In Nederland is het relatieve prijsniveau licht gedaald, tot op het gemiddelde van het eurogebied.
Relatieve prijsniveaus (eurozone=100)
Staatsrente sterk geconvergeerd, maar verschil recentelijk opgelopen
Door de invoering van de euro en daarmee het wegvallen van het wisselkoersrisico, is de rente op staatsobligaties sterk geconvergeerd. Sinds oktober 2008 zijn de tienjaarsrentes in het spoor van de kredietcrisis echter weer flink uiteen gaan lopen. De renteopslag, het verschil met de rente die de Duitse overheid betaalt, is vooral groot voor landen die een hoge staatsschuld hebben. Deze landen worden door de markt momenteel als minder kredietwaardig gezien. In Griekenland, Ierland en Italië bedraagt de renteopslag 1,5 tot 2,5 procentpunt. De Nederlandse overheid betaalde in januari ongeveer 0,7 procentpunt meer dan de Duitse.
Verschil met Duitsland in rente op staatsobligaties
Rita Bhageloe-Datadin en Linda Koeman