In tegenstelling tot de langdurige fysieke aandoeningen en dyslexie wordt de prevalentie van hyperactief en aandachtgestoord gedrag, ook wel ADHD genoemd ((Attention-Deficit Hyperactivity Disorder), niet bepaald door aan ouders te vragen of hun kind deze aandoening wel of niet heeft, maar wordt het vastgesteld aan de hand van drie vragen. De vragen gaan over de aanwezigheid van rusteloos gedrag en het zich kunnen concentreren op een bezigheid. Als op alle drie de vragen door de ouders wordt geantwoord met 'duidelijk van toepassing' dan wordt het kind gerekend tot de groep kinderen dat hyperactief en aandachtgestoord gedrag vertoont.
Terug naar artikel