Laag inkomen
De cijfers over de ontwikkeling van het aantal huishoudens met een laag inkomen zijn afkomstig uit het Inkomenspanelonderzoek.
De lage-inkomensgrens vertegenwoordigt voor alle huishoudens hetzelfde welvaartsniveau. De hoogte van de bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979 is hierbij het vertrekpunt. In dat jaar was de koopkracht van de bijstand het hoogst. Voor andere typen huishoudens is de lage-inkomensgrens vastgesteld door een opslagfactor toe te passen, die is gebaseerd op de feitelijke extra kosten van huishoudens met een andere omvang en samenstelling. Voor de jaren na 1979 is de lage-inkomensgrens gecorrigeerd voor de prijsontwikkeling, waardoor zij geschikt is voor vergelijking in de tijd. Voor een alleenstaande ligt de lage-inkomensgrens op 870 euro per maand, voor een gezin met twee kinderen is een laag inkomen minder dan 1640 euro per maand.
In het recent gepubliceerde onderzoek “Kinderen in Tel” van het Verwey-Jonkers instituut wordt melding gemaakt van een lager aantal kinderen in gezinnen met een laag inkomen. Deze resultaten zijn weliswaar gebaseerd op bronnen van het CBS, maar de gebruikte afbakening van huishoudens met een laag inkomen verschilt van de afbakening die het CBS hanteert. Het Verwey-Jonkers instituut beperkt zich tot gezinnen met een bijstandsuitkering, terwijl het CBS alle huishoudens met een laag inkomen in de analyse betrekt.