Financiële buffer provincies neemt toe
Eind 2006 hadden de provincies samen een eigen vermogen van 3,8 miljard euro. Dat is 522 miljoen euro meer dan in het voorgaande jaar. Deze toename komt door de verkoop van aandelen en ontvangen afkoopsommen van het Rijk.
Eigen vermogen provincies
Aandelenverkoop
Provincies met een hoog eigen vermogen kunnen doorgaans meer uitgaven doen en zijn beter in staat financiële tegenvallers op te vangen. Eind 2006 hadden Gelderland, Noord-Holland en Utrecht het grootste eigen vermogen.
Voor Gelderland komt dat door de dividenduitkering van ruim 145 miljoen euro die deze provincie heeft ontvangen van energiebedrijf Nuon. Daarnaast deed Gelderland, evenals Overijssel, aandelen van waterbedrijf Vitens met boekwinst van de hand.
De financiële buffer van Noord-Holland en Utrecht dateert al van rond de eeuwwisseling, toen deze provincies hun deelnemingen in energiebedrijf UNA verkochten.
Afkoopsommen Rijk
Het eigen vermogen nam in 2006 het sterkst toe in Groningen en Drenthe. Deze provincies ontvingen dat jaar, net als Overijssel en Zeeland, afkoopsommen van het Rijk voor het onderhoud van wegen (onder meer N34 en N46). Deze ontwikkeling is een voortzetting van de decentralisatie van taken van het Rijk naar provincies.
Eigen vermogen per inwoner het hoogst in Utrecht
Voor de gezamenlijke provincies lag het gemiddelde eigen vermogen per inwoner op 230 euro. In de provincie Utrecht was dit het hoogst (gemiddeld 496 euro), in Zuid-Holland het laagst (67 euro).
Eigen vermogen per inwoner provincie
Toename solvabiliteit
De financiële positie van provincies wordt gemeten door middel van de solvabiliteitsratio. Deze is de afgelopen jaren opgelopen van 41 procent in 1999 tot 53 procent in 2006. Het eigen vermogen van de provincies is dus sterker toegenomen dan de schulden.
Per provincie varieerde de solvabiliteit van 28 procent in Zuid-Holland tot 77 procent in Utrecht. Dit betekent dat Utrecht een kleiner deel van haar eigendommen met geleend geld financierde dan Zuid-Holland.
Solvabiliteitratio per provincie
Elena van Kampen en Marty Rottman
Bron: StatLine, Provincierekeningen; balansen