Koopkracht in 2005 iets verslechterd
Na de opleving in 2004 is de koopkracht van de Nederlandse bevolking in 2005 in doorsnee met 0,3 procent gedaald. Volgens de voorlopige cijfers 2005 gingen vooral personen in huishoudens met pensioen of bijstand als belangrijkste inkomensbron er op achteruit. Het percentage mensen met een inkomen onder de lage-inkomensgrens is sinds 2003 vrijwel stabiel gebleven.
Zelfstandigen meest koopkrachtig
De koopkracht van de Nederlandse bevolking kwam in 2005 gemiddeld uit op bijna 21 duizend euro. Personen in huishoudens van zelfstandigen hadden het hoogste inkomen: hun koopkracht lag ruim 20 procent boven het landelijk gemiddelde. Werknemers kwamen met hun koopkracht slechts 4 procent boven het gemiddelde uit.
De koopkracht van personen die niet werkten, lag beduidend lager. De koopkracht van mensen die voornamelijk van de bijstand moesten leven, was maar half zo groot als gemiddeld.
Koopkracht van sociaal-economische groepen, 2005*
Werkenden krijgen meer, niet-werkenden minder
In 2005 is de koopkracht voor de hele Nederlandse bevolking in doorsnee met 0,3 procent afgenomen. De verandering ten opzichte van 2004 verschilde echter sterk tussen werkenden en niet–werkenden. Zo viel bij personen in huishoudens van zelfstandigen een koopkrachtverbetering van 1 procent te noteren. Bij werknemers steeg de koopkracht met 0,2 procent.
De niet-werkenden werden evenwel geconfronteerd met een daling. Pensioen- en bijstandsontvangers gingen er rond 1 procent in koopkracht op achteruit.
Ontwikkeling koopkracht per sociaal-economische groep, 2004-2005*
Aandeel personen met laag inkomen tamelijk stabiel
In 2005 leefde 8,9 procent van de bevolking onder de lage-inkomensgrens. Volgens het definitieve cijfer over 2004 was dat een jaar eerder nog 8,6 procent en in 2003 8,8 procent. Het cijfer over 2004 is in vergelijking met het voorlopige cijfer naar beneden bijgesteld, met name op basis van nieuwe gegevens over zelfstandigen.
Personen met een laag inkomen per sociaal-economische groep, 2004-2005*
Stijging bij uitkeringsontvangers
In 2005 had een op de vijf personen met een uitkering een laag inkomen. Bij pensioenontvangers steeg het aandeel met een laag inkomen van 5 procent in 2004 naar 6 procent in 2005. Onder bijstandsontvangers steeg dit aandeel van 78 naar 79 procent.
Bij mensen in loondienst nam het aandeel met een inkomen onder de lage-inkomensgrens slechts licht toe. Bij zelfstandigen daarentegen zette de daling die in 2004 begon, zich verder door.
Ferdy Otten en Wim Bos
Bron: Maatwerktabellen