Een op de twintig leerlingen voortijdig van school
Van elke twintig leerlingen in het voortgezet onderwijs en mbo verlaat één het onderwijs zonder startkwalificatie. Op het laagste niveau van het middelbaar beroepsonderwijs valt zelfs een op de drie leerlingen voortijdig uit.
Ruim één miljoen leerlingen
In het schooljaar 2004/’05 zaten 1,2 miljoen jongeren in het voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs. Een jaar later had ongeveer een op de twintig het onderwijs voortijdig verlaten, zonder startkwalificatie.
Meeste uitval op mbo
In het mbo is meer voortijdige schooluitval (10 procent) dan in het voortgezet onderwijs (4 procent). Binnen het mbo geldt: hoe hoger het niveau, hoe lager de voortijdige schooluitval. Van de leerlingen op het eerste mbo-niveau behoorde 34 procent een jaar later tot de voortijdig schoolverlaters. Op niveau twee was dat ruim 15 procent en op de niveaus drie en vier respectievelijk 9 en 6 procent.
Vooral vmbo’ers haken af
Binnen het voortgezet onderwijs vond de meeste uitval plaats vanuit de laatste twee leerjaren van het vmbo. Daar bedroeg de schooluitval ruim 6 procent. Het gaat vooral om leerlingen die vertraging hebben opgelopen.
Voortijdig schoolverlaters vanuit vo en mbo naar schoolsoort, 2005*
Onder eerste generatie allochtonen meer uitval
Het aandeel voortijdig schoolverlaters onder niet-westers allochtonen was met bijna 9 procent hoger dan onder autochtonen (5 procent). De eerste generatie viel vaker uit dan de tweede generatie, vooral diegenen die korter dan vijf jaar in ons land woonden. Naar herkomstland zijn de verschillen in schooluitval beperkt.
Voortijdig schoolverlaters vanuit vo en mbo naar herkomst, 2005*
Twee keer zoveel uitval bij eenoudergezinnen
Leerlingen uit een eenoudergezin vielen relatief vaak voortijdig uit. Met 9 procent was hun voortijdig schoolverlaten bijna twee keer zo hoog als onder leerlingen uit een twee-oudergezin. Een klein aantal leerlingen voerde een eigen huishouden, vooral binnen het mbo. Ook deze groep leerlingen kende relatief veel uitval (bijna 17 procent).
Minder uitval bij hogere inkomsten huishouden
Over het algemeen is de voortijdige schooluitval lager naarmate het huishouden meer inkomsten uit arbeid en uitkering heeft. Voortijdig schooluitval lijkt niet samen te hangen met de grootte van het huishouden.
Voortijdig schoolverlaters vanuit vo en mbo naar kenmerken huishouden, 2005*
Marijke Hartgers en Jantien van Zeijl