Melkkoe krijgt weer de ruimte
In de periode 1995–2005 is het aantal melkkoeien het snelst verminderd in de provincies met de meeste intensieve veehouderijbedrijven. Dit hangt onder meer samen met de aangescherpte mestwetgeving.
Grootste krimp in Brabant, Limburg en Gelderland
In Friesland, Drenthe en Noord-Holland verminderde het aantal melkkoeien minder snel dan gemiddeld in Nederland. Hier worden melkkoeien gehouden op boerderijen waar de koe over relatief veel grond beschikt.
Brabant, Limburg en Gelderland zijn de provincies met de meest intensieve veehouderijbedrijven. Daar verminderde het aantal melkkoeien in de periode 1995–2005 met ongeveer een kwart.
Melkkoeien op melkveebedrijven
Minder krimp in provincies met ruimte
Gemiddeld raakte Nederland in de periode 1995–2005 een zesde van zijn melkveestapel kwijt. In Friesland was deze krimp slechts 6 procent. In Drenthe en Noord-Holland verminderde het aantal melkkoeien ongeveer 13 procent. In Zeeland en Groningen nam het aantal melkkoeien zelfs toe.
Productie en afzet van mest in evenwicht
De melkquotering in combinatie met de strengere mestwetgeving zijn de belangrijkste redenen voor de vermindering van de melkveestapel. Veehouders kunnen minder mest kwijt op hun land. Het afvoeren van mest is vaak niet lucratief. Vandaar dat een melkveehouder probeert de hoeveelheid mest die de veestapel produceert in evenwicht te brengen met de mest die ze mogen afzetten op hun bedrijf. Bij deze afwegingen moeten regelmatig melkkoeien, jongvee of schapen het veld ruimen.
Friesland: de koeienprovincie
Friesland is uitgegroeid tot de provincie met de meest melkkoeien. In 2005 liepen in Friesland 259 duizend melkkoeien, bijna 30 duizend meer dan in Overijssel en bijna 40 duizend meer dan in Gelderland. In Noord-Brabant waren nog 208 duizend koeien. Deze vier melkveeprovincies zijn goed voor bijna 65 procent van de melkveestapel.
Vier grootste melkveeprovincies
Cor Pierik