Kwart werkzame beroepsbevolking is 50-plus
Het aantal 50-plussers dat tot de werkzame beroepsbevolking behoort, is de afgelopen tien jaar met 60 procent toegenomen tot 1,6 miljoen. Dit komt deels door de vergrijzing en deels doordat ouderen vaker een baan hebben. Zij vormden in 2005 bijna een kwart van de werkzame beroepsbevolking.
Meer ouderen aan het werk
Het aantal ouderen met een baan van ten minste 12 uur per week is gestegen van 1,0 miljoen in 1996 tot 1,6 miljoen in 2005. Het aandeel van 50-plussers in de werkzame beroepsbevolking van 15–74 jaar groeide van 16 tot 23 procent.
Arbeidsdeelname 50-plussers
Vergrijzing en toename arbeidsdeelname
De toename van het aantal 50-plussers die 12 uur of meer werken, hangt voor een deel samen met de vergrijzing. Tussen 1996 en 2005 nam het aantal personen van 50–74 jaar met een vijfde toe tot 4,3 miljoen. Ouderen hadden daarnaast ook vaker een baan. De arbeidsdeelname van 50-plussers steeg van bijna 28 naar 37 procent.
Sterkste groei bij 55–59-jarigen
In alle leeftijdsgroepen boven 50 jaar nam de arbeidsdeelname toe. De groei was het sterkst bij de 55–59- jarigen, waar de arbeidsdeelname van 40 naar 55 procent steeg. Ook onder de 50–54-jarigen en de 60–64-jarigen was de stijging aanzienlijk.
Arbeidsdeelname 50-plussers naar leeftijd
Toename oudere vrouwen in werkzame beroepsbevolking
Was in 1996 bijna 28 procent van de werkende ouderen een vrouw, in 2005 is dat opgelopen tot 36 procent. De sterkste groei in arbeidsdeelname vond plaats bij de 50–54-jarige vrouwen: een toename van 20 procentpunt tot 56 procent. Toch werken oudere mannen nog beduidend vaker dan oudere vrouwen.
Werkende 65-plusser vaak zelfstandige
Onder 65-plussers bleef de arbeidsdeelname ondanks een lichte stijging gering. Degenen die werken zijn naar verhouding vaak zelfstandigen, zoals landbouwers en winkeliers. Van de werkende 65-plussers was 63 procent zelfstandige, tegen 17 procent van de 50–64-jarigen.
Verhouding gewerkte uren naar leeftijd, 2005
Boven 65 jaar meestal kleine banen
Een groot deel van de 65-plussers die betaalde arbeid verrichten, heeft een kleine baan. In 2005 had bijna de helft van hen een baantje van minder dan 12 uur per week; van de 50–64-jarigen was dat nauwelijks een op de tien. Een op de vijf werkende 65-plussers had nog een voltijdbaan. Het betreft een kleine groep: 21 duizend mensen.
Hermine Molnár