Minder huwelijken na samenwonen
Op 1 januari 2005 telde Nederland bijna 750 duizend paren die niet-gehuwd samenwonen. Van de paren die in het begin van deze eeuw ongehuwd zijn gaan samenwonen, verwacht bijna de helft niet te gaan trouwen.
Niet-gehuwd samenwonen
De afgelopen decennia zijn steeds meer paren niet-gehuwd gaan samenwonen. Het aantal gehuwde paren is in de periode 1995–2005 vrijwel stabiel gebleven, op ruim 3,4 miljoen. Het aantal niet-gehuwd samenwonende paren is in dezelfde periode toegenomen van ruim 500 duizend naar bijna 750 duizend. Deze forse stijging houdt verband met het feit dat er tegenwoordig niet alleen vaker, maar ook langer dan vroeger niet-gehuwd wordt samengewoond, in het bijzonder door paren met kinderen.
Niet-gehuwd samenwonende paren
Huwelijk na samenwonen
Uit onderzoek blijkt dat eind jaren zestig negen op de tien vrouwen trouwden zonder eerst te hebben samengewoond. Dit aandeel is sindsdien sterk gedaald. Tegenwoordig trouwt nog maar één op de tien vrouwen zonder vooraf te hebben samengewoond. Het merendeel van de vrouwen gaat eerst ongehuwd samenwonen. Een deel treedt later alsnog in het huwelijk of geeft aan dat in de toekomst te willen gaan doen. Een steeds groter deel wenst echter ongehuwd te blijven samenwonen.
Eerste relatievorm van vrouwen naar startperiode
Samenwonen in de tijd
Van de vrouwen die in de jaren 1970–1979 voor het eerst met hun partner zijn gaan samenwonen, is acht jaar later bijna driekwart met deze partner getrouwd. Tien procent woont nog steeds ongehuwd samen. Samenwoonrelaties die in de periode 1990–1994 zijn begonnen, leiden minder vaak tot een huwelijk dan in de jaren zeventig. Het aandeel vrouwen dat met de partner trouwt, is na acht jaar tot ruim 50 procent gedaald, meer dan 20 procent blijkt dan ongehuwd met de partner samen te wonen.
Vrouwen die voor het eerst ongehuwd samenwonen, situatie na 8 jaar
Kwart van de relaties houdt geen acht jaar stand
Vrouwen zijn sinds de jaren zeventig dus niet alleen vaker gaan samenwonen, hun samenwoonrelaties worden ook minder vaak omgezet in een huwelijk. Wel is het aandeel relaties dat na acht jaar uit elkaar is gegaan, gestegen van 15 procent (1970–1979) tot een kwart in de jaren 1980-1989. Sindsdien is dit aandeel gelijk gebleven.
Anouschka van der Meulen en Arie de Graaf