Nederland en de Lissabonafspraken: de stand van zaken

In het kader van de Lissabonafspraken zet Nederland de komende jaren in op stimulering van economische groei, een grotere arbeidsparticipatie en een hogere productiviteitsgroei. Dat is nodig, want uit de meest recente meting van de zogeheten Lissabonindicatoren blijkt dat ons land een hoge positie op deze terreinen aan het verliezen is.

Verloren voorsprong

De regeringsleiders van de EU-landen hebben in maart 2000 in Lissabon afgesproken om van Europa in 2010 de meest dynamische en concurrerende economie ter wereld te maken. Veertien zogeheten kernindicatoren zijn samengesteld om tussentijds de vorderingen op een aantal beleidsterreinen te kunnen volgen. Nederland behoort op slechts twee van deze Lissabonindicatoren tot de Europese voorhoede: de arbeidsparticipatie en het BBP per hoofd. De voorsprong op deze gebieden is echter kleiner geworden. Bij andere indicatoren behoort Nederland niet tot de kopgroep.

Nationaal hervormingsprogramma

In het onlangs gepubliceerde Nationaal Hervormingsprogramma Nederland 2005–2008 staan de maatregelen die het kabinet de komende jaren gaat uitvoeren in het kader van de Lissabonstrategie. De focus ligt op stimulering van economische groei en werkgelegenheid. Duurzame economische groei, een grotere arbeidsparticipatie en een hogere productiviteitsgroei zijn de belangrijkste beleidsdoelstellingen.

BBP per hoofd: voorsprong wordt kleiner

Hoe staat Nederland er bij de start van dit programma voor? Het BBP per hoofd van de bevolking en de arbeidsparticipatie zijn hoog in vergelijking met de EU. Het BBP per hoofd lag in 2004 bijna 17 procent boven het eurozone-gemiddelde en 25 procent boven het EU-25-gemiddelde. Daarmee is Nederland een van de meest welvarende landen van de EU. De voorsprong is echter aan het afnemen. In 2001 lag het BBP per hoofd nog 28 procent boven het EU-25-gemiddelde. De laatste jaren blijft de groei van de Nederlandse economie achter bij de groei in de EU. De welvaartspositie verslechterde ten opzichte van de EU-25. Vooral in de nieuwe EU-lidstaten is de welvaart de laatste jaren sterk gestegen.

BBP per hoofd van de bevolking

Participatie hoog door deeltijdwerk

De (netto) arbeidsparticipatie ligt in ons land bijna 10 procent boven het EU-25-gemiddelde. Nederland kent echter relatief veel deeltijdwerk, waardoor het beeld wat vertekend wordt. Door de verslechterde arbeidsmarkt is de arbeidsparticipatie sinds 2002 licht teruggelopen. In de periode 1997–2002 nam de participatiegraad juist fors toe, van 68,5 naar 74,4 procent.
Vanwege de vergrijzing wordt de arbeidsparticipatie van ouderen (55-64 jaar) steeds belangrijker. Sinds 1997 is de participatiegraad van ouderen in Nederland echter met ruim 13 procentpunt toegenomen tot ruim 45 procent in 2004. Dit niveau ligt boven het gemiddelde van de EU-25 en de eurozone.

Arbeidsparticipatie

Arbeidsparticipatie

Werkloosheid onder gemiddelde ondanks sterke stijging

De werkloosheid in Nederland lag, volgens internationale maatstaven, in 2004 op 4,6 procent, tegen 9 procent voor de EU-25. Een deel hiervan betreft langdurige werkloosheid. Het percentage langdurig werklozen (meer dan 12 maanden achtereen werkloos) lag in Nederland de afgelopen jaren ver onder het gemiddelde van de EU-25 (4,1 procent). Sinds 2001 is dit percentage als gevolg van de verslechterde economische situatie wel gestegen van 0,6 naar 1,6 procent.

Langdurig werklozen

Langdurig werklozen

Frederik Heinsius, Hermanus Rietveld en Gert-Jan van Steeg