Sterftekans allerjongsten ongunstig beïnvloed
In de afgelopen decennia zijn de sterfte rondom de geboorte en de zuigelingensterfte in Nederland zeer sterk gedaald. Sinds de jaren tachtig echter is vooral de daling van de perinatale sterfte afgevlakt. Hierdoor is ons land vele plaatsen gezakt op de Europese ranglijst.
De oorzaak van deze ontwikkeling ligt in een ongunstige combinatie van factoren. Zo telt Nederland relatief veel allochtonen uit herkomstlanden met een bovengemiddeld risico op perinatale sterfte. Verder zijn vrouwen steeds ouder als ze moeder worden en neemt het aantal meerlingen sterker toe dan elders.
Perinatale sterfte naar herkomst van het kind, 1997-2002
Hoger risico niet-westerse kinderen
De groep allochtonen waar het hier om gaat, maken in Nederland een bovengemiddeld groot aandeel van de bevolking uit. Het risico op perinatale sterfte is voor alle niet-westerse allochtonen tezamen bijna 30 procent hoger dan voor autochtonen.
Het verschil blijkt grotendeels te worden veroorzaakt door verschillen in het sterfterisico gedurende de eerste zeven levensdagen. Deze eerste week-sterfte is het ongunstigst voor Surinaamse en Antilliaanse kinderen. Vooral de afname van de eerste week-sterfte lijkt in Nederland sterker te stagneren dan in veel andere landen van de Europese Unie (EU-15).
Zuigelingensterfte naar herkomst kind en leeftijd bij overlijden, 1997-2002
Wat betreft de zuigelingensterfte zijn de verschillen tussen de herkomstgroeperingen het grootst in de periode ná de eerste vier levensweken. De sterftecijfers van Turkse en Marokkaanse kinderen zijn het ongunstigst, met een ruim verdubbeld risico ten opzichte van autochtone kinderen.
Oudere moeders en meerlingen
Oudere moeders lopen een bovengemiddeld risico op een doodgeboorte. In de afgelopen decennia is de gemiddelde leeftijd waarop vrouwen (voor het eerst) moeder worden sterk gestegen. Nederlandse moeders behoren inmiddels tot de oudsten ter wereld.
Aantal doodgeborenen, naar leeftijd moeder, 1996-2003
Ook tweelinggeboorten hebben een effect op de sterftecijfers. Voor dergelijke geboorten geldt, ten opzichte van enkelvoudige geboorten, een circa viervoudig risico op perinatale sterfte. Momenteel maakt ongeveer één op de 27 pasgeborenen deel uit van een tweeling, een verdubbeling ten opzichte van medio jaren zeventig. Van de totale zuigelingensterfte komt ongeveer 10 procent voor rekening van meerlinggeboorten.
Overige risicofactoren en terughoudendheid
Verder spelen onder meer het rookgedrag van zwangere vrouwen, riskant seksueel gedrag en bloedverwantschap van de ouders een rol. Naast deze risicofactoren heeft ook het feit dat in Nederland relatief terughoudend gebruik wordt gemaakt van prenatale diagnostiek, en dat in het geval van extreme vroeggeboorte niet min of meer vanzelfsprekend de modernste medische technieken worden toegepast, invloed gehad op de ontwikkeling van de sterfte rondom de geboorte.
Joop Garssen en Anouschka van der Meulen
Bron: Bevolkingstrends 3/2004, p. 15-31