Jonge poldergasten

Het aandeel van jongeren in de bevolking is het grootst in Flevoland. Bijna vier op de tien inwoners van deze provincie zijn jonger dan 25 jaar.

Jongeren per provincie, 2003

Provincies met veel kinderen

Een halve eeuw geleden brachten gezinnen uit het zuiden van ons land meer kinderen voort dan gezinnen in het noorden. Rond 1950 was het aantal geboorten per duizend inwoners in Noord-Brabant en Limburg ongeveer een kwart hoger dan in Groningen en Friesland.

Van zo’n uitgesproken noord-zuid-patroon is inmiddels geen sprake meer. Limburg en Groningen zijn tegenwoordig de minst vruchtbare provincies. Flevoland, Drenthe, Friesland en Overijssel brengen naar verhouding de meeste kinderen voort. Flevoland is nu de provincie met het grootste aandeel jongeren.

Jongeren naar provincie en herkomstgroepering, 2002

Jong Flevoland

Flevoland is niet zo ‘groen’ geworden door een snelle toename van het aantal geboorten alleen. Ook binnenlandse migratie heeft een rol gespeeld. Met name Almere heeft al langere tijd een grote aantrekkingskracht op (aanstaande) jonge gezinnen.

Binnenlandse migratie is ook de reden waarom het relatief onvruchtbare Groningen ‘groener’ is dan gemiddeld. Hier zijn het vooral de 18–24-jarigen die bovengemiddeld vertegenwoordigd zijn, dankzij de grote instellingen voor hoger onderwijs. Bijna 11 procent van de Groningse bevolking behoort tot de leeftijdsgroep 18–24 jaar, meer dan in het aangrenzende Drenthe (7 procent).

Veel jeugd in kleine gemeenten

De samenstelling van de jeugd verschilt wel tussen kleine en grote gemeenten. De jeugd is in de leeftijden waarop ze basis- en voortgezet onderwijs volgen sterk vertegenwoordigd in de kleinere gemeenten. Jongeren van 18 tot 25 jaar komen juist meer voor in gemeenten met 100 duizend of meer inwoners. Dit patroon is vooral duidelijk in gemeenten met universiteiten en hbo-instellingen, zoals Groningen.

Jongeren naar gemeentegrootte en 
herkomstgroepering, 2002

Niet-westerse allochtonen zijn sterk vertegenwoordigd in de westelijke provincies en in de grote steden. Door de gemiddeld hogere vruchtbaarheid van deze bevolkingsgroep is dit beeld voor de niet-westers allochtone jeugd versterkt waar te nemen. Het aandeel niet-westers allochtone jongeren is in Zuid-Holland vier keer zo groot als in Drenthe. In gemeenten met meer dan 100 duizend inwoners is dit aandeel acht keer zo groot als in gemeenten met minder dan 10 duizend inwoners.

De spreiding van niet-westerse allochtonen over de provincies is deels een erfenis uit de jaren zestig en zeventig. Turken zijn relatief vaak te vinden in Oost-Nederland. Dit houdt verband met de aard van de oorspronkelijke immigratie. Veel laaggeschoolde arbeiders uit Turkije vestigden zich destijds in de industriesteden in Twente en Noord-Brabant.

Joop Garssen