Meer scholieren en studenten werken

Tussen 1992 en 2001 is het aandeel jongeren dat naast een voltijdopleiding een bijbaan heeft fors toegenomen. Omdat onderwijs volgen op de eerste plaats komt, heeft tweederde van de werkende scholieren en studenten een baan van minder dan twaalf uur per week. In tien jaar tijd is het aandeel bijbanen tussen de 12 en 34 uur verdubbeld.

Onderwijsvolgenden 15-24 jaar met een bijbaan, naar geslacht

Ruim de helft werkt naast studie

In 2001 heeft ruim de helft van de 15-24 jarigen die een voltijdopleiding volgen, een bijbaan. Meisjes iets vaker dan jongens. In totaal werken bijna 570 duizend scholieren en studenten naast hun opleiding. In 1992 werkte ruim eenderde van de jongeren naast hun opleiding. In tien jaar tijd is het aantal jongeren dat naast hun opleiding een baan heeft fors toegenomen, want in 2001 heeft ruim de helft een bijbaan.

Onderwijsvolgenden 15-24 jaar met een bijbaan, naar wekelijkse arbeidsduur

Verdubbeling grote bijbanen

Werkende scholieren en studenten hebben meestal een kleine bijbaan. In 2001 werkt tweederde minder dan twaalf uur per week. In 1992 had nog driekwart van de onderwijsvolgenden een bijbaan van minder dan twaalf uur per week. In vergelijking met 1992 is in 2001 het aandeel bijbanen van 12-34 uur verdubbeld.

Onderwijsvolgenden 15-24 jaar met een bijbaan naar onderwijsniveau, 2001

Hoger opgeleiden vaak bijbaan

Studenten in het wetenschappelijk onderwijs werken het meest naast hun studie. In 2001 heeft 63 procent van hen een baan naast de opleiding. Ook veel mbo-leerlingen hebben een bijbaan: zes van de tien. Van de mavo/vbo-scholieren werkt 38 procent naast de opleiding in 2001.

Onderwijsvolgenden 15-24 jaar met een bijbaan naar arbeidsrelatie, 2001

Vaak flexibel werk

Ruim de helft van de werkende scholieren en studenten heeft een flexibele arbeidsrelatie. Zij hebben een contract voor minder dan een jaar of werken een wisselend aantal uren per week. Zes van de tien flexwerkers werken als uitzend-, oproep- en invalkracht.

Sabine Lucassen