Looptijd WW-uitkeringen gestegen
In de periode 1992-2001 is de gemiddelde looptijd van een WW-uitkering gestegen van negen naar dertien maanden. Het gaat daarbij alleen om de uitkeringen die gedurende het jaar beëindigd zijn. Tegelijkertijd nam het aantal WW-uitkeringen af van 410 duizend eind 1994 tot 166 duizend eind 2001. Deze 166 duizend lopende uitkeringen hadden een gemiddelde looptijd van 22 maanden. De leeftijd waarop iemand werkloos wordt, heeft grote invloed op de duur van de WW-uitkering.
Afname vooral bij kortlopende uitkeringen
De gemiddelde looptijd van beëindigde WW-uitkeringen is gaandeweg de periode 1992-2001 opgelopen tot dertien maanden. Door de gunstige economische situatie verminderde vooral het kortstondig beroep op de WW. Bij de langlopende uitkeringen was het aantal beëindigingen kleiner.
Kwart lopende uitkeringen duurt al meer dan drie jaar
Eind 2001 werden 166 duizend WW-uitkeringen verstrekt. Deze lopende uitkeringen hadden met gemiddeld 22 maanden een beduidend langere looptijd dan de beëindigde WW-uitkeringen. Een kwart had zelfs een looptijd van langer dan drie jaar.
WW-uitkeringen naar gemiddelde looptijd, 1992-2001
Duur WW afhankelijk van arbeidsverleden
Werknemers die buiten hun schuld werkloos worden, hebben recht op een WW-uitkering. De uitkering duurt tenminste een half jaar en ten hoogste vijf jaar. De duur is afhankelijk van het arbeidsverleden. Na afloop hiervan heeft een werkloze nog twee jaar recht op een vervolguitkering.
Hoe ouder, hoe langer in de WW
De gemiddelde looptijd van beëindigde WW-uitkeringen is langer naarmate de ontvanger ouder is. Bij 15-24-jarigen was de looptijd gemiddeld zes maanden en bij 25-34-jarigen acht maanden. Deze uitkeringsontvangers hebben nog maar weinig arbeidsverleden. Maar WW-uitkeringen aan 45-54 en 55-64-jarigen werden aanzienlijk langer verstrekt: gemiddeld respectievelijk 14 en 29 maanden.
WW-uitkeringen naar leeftijd en looptijd, 1992-2001
Looptijd WW voor mannen en vrouwen vrijwel gelijk
Mannen hebben een groter aandeel in de WW-uitkeringen dan vrouwen. Over de periode 1992-2001 kwam 60 procent voor rekening van mannen. Enerzijds komt dit doordat mannen vaker tot de werkzame beroepsbevolking behoren, anderzijds zijn vooral jongere mannen met een WW-uitkering werkzaam in seizoensgebonden beroepen, zoals de bouw en de land- en tuinbouw. De gemiddelde looptijd een WW-uitkering is voor mannen en vrouwen vrijwel even lang.
Ton Ferber