Verdubbeling aantal allochtonen in drie decennia

In 2001 telde Nederland 2,9 miljoen allochtonen rond 1,5 miljoen personen die vanuit het buitenland naar Nederland zijn gekomen (eerste generatie) en 1,4 miljoen personen van wie één of beide ouders in het buitenland zijn geboren (tweede generatie). Dit betekent dat bijna een op de vijf mensen in Nederland allochtoon is.

In 1972 waren er naar schatting ruim 1,3 miljoen allochtonen op een bevolking van ruim dertien miljoen, ofwel een op de tien personen. Ook toen was het aantal eerste en tweede generatie-allochtonen vrijwel even groot. Sindsdien zijn beide groepen voortdurend gegroeid.

Allochtonen, 1972-2001

Toename door immigratie en hoog kindertal

De snelle groei van het aantal allochtonen hangt sterk samen met de buitenlandse migratie. Daarnaast groeit de allochtone bevolking door de relatief hoge vruchtbaarheid van eerste generatie allochtone vrouwen. Begin jaren zeventig waren veel allochtonen afkomstig uit de buurlanden en Zuid-Europa. Vrouwen uit deze landen hadden met 2,2 kinderen per vrouw, ongeveer hetzelfde vruchtbaarheidsniveau als in Nederland geboren vrouwen. Later in de jaren zeventig ging de vruchtbaarheid afwijken. De vruchtbaarheid van Nederlandse vrouwen daalde tot 1,5 kind per vrouw en bleef in de jaren tachtig en negentig op dit niveau. De vruchtbaarheid van buiten Nederland geboren vrouwen lag toen tussen de 2,0 en 2,2 kinderen per vrouw.

Vruchtbaarheidscijfer, 1972-2000

Tussen 1972 en 2001

In de periode 1972-2001 is de autochtone bevolking gegroeid van twaalf miljoen naar dertien miljoen. De autochtone bevolking is dus met één miljoen personen toegenomen en de allochtone bevolking met ruim 1,5 miljoen.

Andries de Jong en Jolanda Hoefnagel

Bron: Maandstatistiek van de Bevolking  (februari 2002)