Waarom heeft Nederland de hoogste inflatie van Europa?
De laatste tijd wordt het leven steeds duurder. De inflatie in Nederland is al vanaf januari van dit jaar de hoogste binnen de Europese Unie. De prijzen in ons land liggen in september 5,4 procent hoger dan in september vorig jaar. In Duitsland is de inflatie in september 2,1 procent en in de Eurozone als geheel gemiddeld 2,5 procent.
Inflatie in Nederland, Duitsland en Eurozone
Bron: CBS/Eurostat
De inflatie in de Eurozone is tussen half 1999 en mei 2001 bijna voortdurend omhoog gegaan, maar is daarna weer gaan dalen. De Nederlandse inflatie is in de loop van 2000 gaan stijgen, maar vooral in januari 2001 naar een hoog niveau getild en in de laatste maanden onverminderd hoog.
Inflatieverschil Nederland, Duitsland en Eurozone
Bron: CBS/Eurostat
Verschil met Duitsland en Eurozone
Het verschil tussen de inflatie in Nederland enerzijds en Duitsland of Eurozone anderzijds is dit jaar nog niet zo groot geweest als in september. Tussen februari en augustus was het verschil met Duitsland en met de Eurozone rond 2,5 procent, met een daling tot rond 2 procent in mei en juni. In september stijgt het verschil met de Eurozone naar 2,9 procent en met Duitsland zelfs naar 3,3 procent.
Oorzaken hoge Nederlandse inflatie
Er zijn meerdere oorzaken te geven voor de hoge inflatie in Nederland. De stijging van het BTW-tarief per januari 2001 van 17,5 naar 19 procent heeft een direct effect van ongeveer 0,6 procentpunt op de Nederlandse prijsindex. Ook de stijging van de ecotaks in januari zorgde voor ruim 0,4 procentpunten extra inflatie. Verder was de prijsstijging in ons land in 2000 relatief laag als gevolg van de afschaffing van de omroepbijdrage. Dit veroorzaakte in 2000 ongeveer 0,5 procentpunt minder inflatie. Deze drie oorzaken verklaren het grootste deel van de inflatiesprong in januari 2001.
Prijsontwikkeling energie verklaart septemberkloof
De toename van de inflatiekloof tussen Nederland en de rest van de Eurozone in september is voor een groot deel toe te schrijven aan de prijsontwikkeling van energie. Met name de prijsontwikkeling van huisbrandolie zorgde in de Eurozone en in Duitsland voor een sterke daling van de inflatie. In de Eurozone waren vloeibare brandstoffen in augustus 2001 ongeveer 5 procent goedkoper dan een jaar eerder en in september is dat verschil zelfs opgelopen tot 20 procent. In Duitsland was de prijsontwikkeling op jaarbasis -2 procent (augustus) en -22 procent (september).
Prijsontwikkeling energie in Eurozone
Bron: Eurostat
In Nederland wordt slechts zeer weinig huisbrandolie verkocht. Een prijsontwikkeling van huisbrandolie heeft dan ook geen invloed op het Nederlandse inflatiecijfer. Woningen in Nederland worden in het algemeen verwarmd met gas. De prijsontwikkeling van aardgas volgt de ontwikkeling op de wereldmarkt van energie met een aantal maanden vertraging, en bovendien worden daarbij sterke fluctuaties gedempt. Tussen augustus en september zijn de prijzen van aardgas in Nederland niet aangepast, zodat daarvan ook geen invloed op de ontwikkeling van de inflatie is uitgegaan.
Verschil tussen Duitsland en Nederland sinds vorig jaar sterk toegenomen
In september 2000 was de inflatie in Nederland 0,3 procentpunt hoger dan in Duitsland. In september 2001 is dat opgelopen tot 3,3 procent. In een jaar tijd is het inflatieverschil tussen Nederland en Duitsland dus opgelopen met 3,0 procentpunten. Dit is voor 0,5 procentpunt toe te schrijven aan het effect van de omroepbijdrage. De hogere BTW verklaart hiervan 0,6 procentpunten en de sterkere stijging van de ecotaks 0,1 procentpunt. Het verschil tussen de ontwikkeling van de energieprijzen verklaart verder nog 0,4 procentpunt. Er resteert een verschil van 1,4 procentpunt toename van de inflatie, die niet aan deze factoren is toe te schrijven.
Opbouw van de inflatie in Nederland en Duitsland | ||||||
September 2000 | September 2001 | |||||
Nederland | Duitsland | verschil | Nederland | Duitsland | verschil | |
Totaal | 2,9 | 2,6 | 0,3 | 5,4 | 2,1 | 3,3 |
waarvan bijdragen van: | ||||||
Voeding en alcoholvrije drank | 0,3 | 0,0 | 0,3 | 1,2 | 0,8 | 0,5 |
Alcohol en tabak | 0,1 | 0,1 | 0,0 | 0,4 | 0,1 | 0,3 |
Energie in huis | 0,8 | 1,0 | -0,2 | 0,8 | 0,4 | 0,4 |
Overige woonlasten | 0,4 | 0,2 | 0,2 | 0,5 | 0,2 | 0,3 |
Gezondheid | 0,1 | 0,0 | 0,0 | 0,4 | 0,0 | 0,3 |
Autobrandstoffen | 0,7 | 0,8 | -0,1 | -0,2 | -0,2 | -0,1 |
Transport overig | 0,3 | 0,2 | 0,1 | 0,4 | 0,2 | 0,1 |
Recreatie en cultuur | 0,2 | 0,1 | 0,1 | 0,6 | 0,2 | 0,4 |
Omroepbijdrage | -0,5 | -0,5 | ||||
Overig | 0,5 | 0,1 | 0,3 | 1,3 | 0,4 | 0,9 |
Bron: CBS/Eurostat |
Jan Walschots