Ouders kiezen voor dorpse rust
Gezinnen met minderjarige kinderen wonen relatief vaak in dorpse gebieden. Zowel in dorpskernen als in de landelijke groene gebieden maken zij dertig procent uit van de bevolking. In stedelijke gebieden zijn gezinnen juist ondervertegenwoordigd. Slechts veertien procent van de huishoudens in stedelijke centra bestaat uit (echt)paren met kinderen. Buiten de stadscentra wonen wat meer gezinnen met kinderen. Drie op de tien van deze gezinnen zijn van allochtone afkomst. Zij wonen naar verhouding vaak in de flats in de buitenwijken van de steden.
Woonomgeving van paren met minderjarige kinderen, 1999
Overlast in woonbuurt
In dorpse gebieden wordt minder overlast ervaren dan in stedelijke gebieden. Stank, stof, vuil of lawaai, bekladding of vernieling en overlast van directe buren, andere buurtbewoners en van verkeer komen vooral voor in zeer verstedelijkte gebieden. Voor veel ouders is de verkeersveiligheid in de buurt een bron van zorg. Slechts de helft van hen vindt de verkeerssituatie in de buurt veilig. Vooral in stedelijke gebieden wordt de situatie als onveilig beschouwd.
Een woning met minstens vier kamers
De meeste gezinnen met kinderen, zo’n 85 procent, wonen in een eengezinshuis met vier of meer kamers. Gemiddeld beschikken de leden van deze huishoudens daardoor over 1,2 kamers. Toch vindt eenvijfde van de paren met kinderen hun woning te klein. Van de andere type huishoudens is veertien procent deze mening toegedaan. Bijna driekwart van gezinnen met kinderen woont in een koopwoning. Bij de overige huishoudens is het aantal eigenaren 43 procent.
Wim Faessen
Bron: CBS/VROM, WoningBehoefte Onderzoek, 1999