Weer minder huishoudens met laag inkomen
Het aantal huishoudens onder de lage-inkomensgrens is verder afgenomen. In 1999 hadden nog 850 000 huishoudens een laag inkomen. Dat is 10 000 minder dan een jaar eerder en 120 000 lager dan in 1996. In 1998 is namelijk de ouderenaftrek verhoogd. Daardoor kwam een deel van de alleenstaande 65-plussers met een klein aanvullend pensioen boven de lage-inkomensgrens terecht.
Tot de huishoudens met een laag inkomen behoorden in 1999 bijna 1,7 miljoen personen. Ruim een half miljoen van hen waren minderjarige kinderen.
In 1999 waren er ongeveer evenveel huishoudens met een laag inkomen als in het begin van de jaren negentig. Het totale aantal huishoudens nam echter in die periode flink toe. Het percentage huishoudens met een laag inkomen – 13,2% in 1999 – is daardoor afgenomen tot het niveau van eind jaren zeventig en begin jaren tachtig.
In de eerste helft van de jaren negentig nam het aantal mensen met een werkloosheidsuitkering toe. Bovendien daalde de koopkracht van mensen met een uitkering. Daardoor groeide het aantal huishoudens met een inkomen onder de lage-inkomensgrens tot ruim 950 000. Van 1994 tot en met 1997 bleef het op dit niveau stabiel. Na 1997 daalde het aantal huishoudens dat van een laag inkomen moest zien rond te komen. De stijging van begin jaren negentig was in 1999 teniet gedaan.
Huishoudens met een laag inkomen
Ook het aantal huishoudens met langdurig een laag inkomen verminderde aan het eind van de jaren negentig. In 1999 hadden nog 373 000 huishoudens – bijna 6% van de huishoudens – al vier jaar of langer een inkomen onder de lage inkomensgrens. Dat zijn er 60 000 minder dan in 1997.
Huishoudens met (langdurig) een laag inkomen
Ger Linden
Bron: CBS , Inkomens panelonderzoek (IPO)