Lage inkomens dichter bijeen
Tussen 1994 en 1998 zijn huishoudens met een laag inkomen in Nederland steeds vaker bij elkaar in de buurt gaan wonen. In 1998 zouden bijna drie van de tien huishoudens met een laag inkomen moeten verhuizen om een gelijkmatige spreiding van lage inkomens over het land te verkrijgen. In 1994 was dat nog een kwart.
Bij de middelgrote gemeenten (50 000 - 100 000 inwoners) nam de ruimtelijke scheiding van arm en rijk het meest toe. De segregatie in deze gemeenten was in 1998 niet veel kleiner meer dan die in de grote gemeenten. In de kleinere gemeenten was de segregatie gemiddeld minder dan in de middelgrote en grote gemeenten.
In verreweg de meeste gemeenten was het aandeel huishoudens met een laag inkomen in 1998 kleiner dan in 1994. Het tempo van de daling varieerde van gemeente tot gemeente, evenals de verandering in segregatie. Veranderingen in de ruimtelijke spreiding van huishoudens met een laag inkomen hadden echter weinig te maken met veranderingen in het aandeel huishoudens met een laag inkomen.
In agglomeraties waren er flinke inkomensverschillen tussen kern- en randgemeenten. Deze dragen wezenlijk bij aan de segregatie. De scheiding van huishoudens met een laag inkomen is daardoor in de agglomeraties aanzienlijk groter dan in de centrale gemeenten. Tussen de agglomeraties waren de verschillen echter veel kleiner dan tussen de kerngemeenten.
Segregatie huishoudens met laag inkomen, 1998
De agglomeratie Den Haag had de grootste segregatie (31%). Het verschil met de agglomeratie Rotterdam was echter klein. Amsterdam en Utrecht volgden op enige afstand.
Rens Trimp
Bron: CBS/SCP, Armoedemonitor 2000 (hoofdstuk 4)