Moeder, huisvrouw en een baan
Het moederschap is steeds minder vaak een reden om te stoppen met werken. In de jaren zeventig stopte nog driekwart van de vrouwen na de geboorte van het eerste kind, in de jaren negentig was dit teruggelopen naar eenderde. Hierbij spelen de ruime mogelijkheden om parttime te werken en de verbeterde mogelijkheden voor kinderopvang een rol.
Bovendien is de opinie over het combineren van kinderen en een baan veranderd. In 1982 waren namelijk nog maar vier op de tien vrouwen van mening dat een baan en kleine kinderen kunnen samengaan, mits goede kinderopvang aanwezig is. In 1998 vinden moeders werken doodgewoon: zeven op de tien vrouwen menen dat werk en kleine kinderen samen kunnen gaan.
De stelling dat in een gezin de man kostwinner zou moeten zijn en de vrouw voor huishouden en kinderen zou moeten zorgen kreeg in 1998 dan ook weinig instemming. Slechts 15% van de vrouwen was het hiermee eens. Iets traditioneler zijn vrouwen als het om de stelling gaat dat een vrouw geschikter is om kleine kinderen op te voeden dan een man. Hiermee is zo’n 25% van de vrouwen het eens.
Werken en kleine kinderen kunnen samengaan (vrouwen van 18-37 jaar die deze mening zijn toegedaan)
De taakverdeling in het huishouden is in 1998 nog vrij traditioneel: de vrouwen doen het gros van de huishoudelijke taken. Maar de meeste moeders werken tegenwoordig. In de praktijk hebben veel vrouwen dus te maken met een ‘dubbele belasting’.
Wassen en koken zijn in 1998 nog steeds typische vrouwentaken: 90% van de samenwonende vrouwen doet in 1998 meestal de was, terwijl 70% van de vrouwen meestal het eten kookt. Het stofzuigen laat de man ook het liefst aan de vrouw over: 65% van de vrouwen doet dit meestal.
Bij het boodschappen doen willen de mannen nog wel helpen. Toch moet 55% van de vrouwen dit nog alleen doen. Man èn vrouw doen vaak het kind in bad; 40% van de vrouwen doet dit afwisselend met de partner. Een klusje verrichten in het huis laat 60% van de vrouwen over aan de man.
Taakverdeling in huishouden (gevraagd aan vrouwen van 18-52 jaar)
Andries de Jong en Liesbeth Steenhof
Bron: CBS, Maandstatistiek van de bevolking