Per dag elf boeren minder
Nederland raakt in snel tempo zijn boeren kwijt. Op 1 april 2000 waren er nog 97 000 landbouwbedrijven in Nederland. Dat zijn er 13 000 minder dan vier jaar eerder. Alleen al tussen april 1999 en april 2000 zijn meer dan 4 000 boeren ermee gestopt.
Boerenbedrijven
In de afgelopen vijftien jaar zijn de gemengde bedrijven het sterkst in aantal achteruitgegaan. Ook het aantal intensieve veehouderijen (‘hokdierbedrijven’) verminderde flink. Bij de tuinbouwbedrijven was de afname naar verhouding minder groot. Het afgelopen jaar echter hebben – onder meer vanwege de slechte perspectieven in de fruitteelt – zo’n zeven van de honderd fruittelers hun boomgaarden van de hand gedaan.
Boerenbedrijven naar type
Slechte perspectieven in kleinschalige landbouw
Veel boeren besluiten te stoppen omdat ze onvoldoende inkomen uit hun bedrijf kunnen halen of omdat ze geen bedrijfsopvolger hebben. Ook stoppen veel boeren omdat ze niet kunnen uitbreiden en zich gedwongen voelen, in het buitenland verder te boeren. De hoge verkoopprijzen van landbouwgrond en de opkoopregeling van het ministerie van LNV bieden wellicht extra motieven om te stoppen.
Drie van de vier boeren die ermee ophouden, hebben een bedrijf dat veel kleiner is dan gemiddeld. In Flevoland, Friesland en Noord-Brabant zijn de bedrijven doorgaans vrij groot. Ook het aantal bedrijfsopvolgers is in deze provincies groter. Naar verhouding zijn de meeste blijvers onder de boeren dan ook in deze provincies te vinden. In Flevoland bijvoorbeeld is sinds 1985 één van de tien boeren gestopt.
In provincies met meer kleinschalige landbouw gaat de afname van het aantal bedrijven sneller. Zo verloopt de teruggang van het aantal land- en tuinbouwbedrijven in Drenthe en Gelderland het snelst. Sinds 1985 zijn drie van de tien boerenbedrijven in deze provincies opgehouden te bestaan. Ook in Limburg, Zuid-Holland en Utrecht vermindert het aantal boeren sneller dan gemiddeld.
Cor Pierik
Bron: CBS, Landbouwtelling 2000