Mobiliteit op de arbeidsmarkt
In 1998 hadden ongeveer 1 miljoen mensen een baan waarin ze korter dan een jaar werkten. Dat is één op de zes werkenden. Vanaf 1994 is het aantal mensen toegenomen dat korter dan een jaar in hun huidige baan werkt. Dat komt omdat vanaf 1994 de werkgelegenheid in ons land fors is toegenomen. Hierdoor zijn er meer banen voor nieuwkomers beschikbaar en is het voor de mensen met een baan makkelijker om van baan te wisselen.
Mensen (15-64 jaar) die korter dan een jaar in hun baan werken
Eerste baan
Vier van de tien mensen die sinds kort een baan hebben, zijn voor het eerst aan het werk.. De grootste groep nieuwkomers op de arbeidsmarkt zijn de schoolverlaters. Zij hebben hun schoolloopbaan beëindigd en gaan vervolgens proberen hun diploma in klinkende munt om te zetten.
Zes van de tien mensen die korter dan een jaar in hun huidige baan werken, hebben al eens elders gewerkt. Zij zijn bijvoorbeeld overgestapt uit een andere baan. Ook herintredende vrouwen behoren tot deze groep. Zij hebben in het verleden een baan gehad, maar zijn tijdelijk uit het arbeidsproces geweest om voor de kinderen te zorgen.
Van baan wisselen
In 1998 waren er ruim 400 000 mensen die van baan veranderden. Dat is ongeveer 6% van de werkzame beroepsbevolking. Jongeren veranderen vaker van baan. Onder de werkenden die jonger zijn dan 35 jaar, is het aandeel baanwisselaars ruim anderhalf maal zo hoog als onder de gehele werkzame beroepsbevolking. Met de stijging van de leeftijd neemt het aandeel baanwisselaars onder de werkzame beroepsbevolking af. Ouderen veranderen nauwelijks meer van baan.
Aandeel baanwisselaars onder werkenden, 1998
Hbo’ers en mensen met een universitaire bul op zak wisselen vaker van baan dan mensen met een lagere opleiding. In 1998 veranderde 8% van de hoogopgeleide werkenden van baan. Onder laagopgeleiden ging het om 5%. Het geringere aanbod van banen voor laagopgeleiden belemmert wellicht de mogelijkheden om ander werk te vinden.
Geen baan meer
In 1998 stopten ruim 300 000 mensen met werken. Bijna een kwart van deze uitstromers werd werkloos. Driekwart van de uitstromers stopte met werken omdat zij met pensioen of vut gingen, voor kinderen of huishouden gingen zorgen, gingen studeren of omdat zij arbeidsongeschikt zijn verklaard.
Vrouwen stoppen vaker met werken dan mannen. Onder de uitstromers is het aandeel vrouwen anderhalf keer zo groot als onder alle werkenden. Onder de uitstromers bevinden zich ook veel jongeren en mensen die 55 jaar of ouder zijn. Jongeren hebben vaak kortdurende banen en hebben daardoor een grotere kans om weer een tijd zonder werk te zitten.
Helene Voogdt-Pruis
Bron: Werken en leren 1999-2000