Maatschappelijke opvang kost ruim 300 miljoen
Als mensen vanwege psychosociale problemen tijdelijk geen eigen thuis hebben of niet in hun eigen woonomgeving kunnen verblijven, kunnen ze terecht bij de instellingen voor maatschappelijke opvang. Daarbij gaat het onder andere om vrouwenopvang (bijvoorbeeld Blijf van m’n Lijfhuizen en Fiomhuizen), dak- en thuislozenzorg, evangelische opvang en algemene crisisopvang.
In 1998 hebben de instellingen die zich bezig houden met maatschappelijke opvang en die aangesloten zijn bij de Federatie Opvang gezamenlijk 307 miljoen gulden uitgegeven. Dit is 13% meer dan in 1997. Een kwart van de uitgaven was voor vrouwenopvang.
De inkomsten van deze instellingen komen vooral uit gemeentelijke subsidies. Deze bedroegen vorig jaar 214 miljoen gulden. Cliënten droegen 47 miljoen gulden bij.
Inkomsten maatschappelijke opvang, 1998 (totaal 303 mln gulden)
In de maatschappelijke opvang werken zo’n 900 mensen fulltime. Verder zijn er ongeveer 3 300 parttimers werkzaam. Bij de instellingen voor vrouwenopvang werken nog geen honderd vrijwilligers. Bij de overige instellingen werken er rond de 4500.
De capaciteit in de maatschappelijke opvang wordt meestal uitgedrukt in bedden/plaatsen. Hierbij kan het begrip bed/plaats in de verschillende soorten instellingen een andere betekenis hebben. Bij internaten voor dak- en thuislozen waren in 1998 ruim 1 650 plaatsen beschikbaar. Projecten voor begeleid wonen beschikten over meer dan 1 300 plaatsen.
Capaciteit maatschappelijke opvang, 1998 (grootste voorzieningen)
Hans Weijdt