Jeugdcriminaliteit vooral diefstal
Het aantal strafrechtelijk minderjarigen in ons land – dat zijn jongens en meisjes van 12 tot 17 jaar – is tussen 1994 en 1998 nagenoeg onveranderd gebleven. Er is daarentegen wel een toename van 20% te zien van het aantal jeugdige verdachten dat door de politie werd gehoord. In 1998 waren dat er 46 000. Dit betreft de geregistreerde criminaliteit op basis van processen-verbaal.
Een deel van deze toename hoeft geen vermeerdering te betekenen van het aantal strafbare feiten dat jeugdigen plegen. Het kan namelijk ook een gevolg zijn van de gegroeide aandacht van de politie voor jeugdcriminaliteit.
Meer geweld
Volgens de gegevens van de politie plegen zowel jongens als meisjes drie keer zoveel diefstallen als geweldsmisdrijven. Bij jongens zijn de ontwikkelingen dezelfde als bij meisjes, maar ze liggen op een hoger niveau.
Wèl valt de grotere stijging op van de geweldsmisdrijven die jongens plegen. Vorig jaar pleegden 1270 van de 100 000 jongens een geweldsmisdrijf. Sinds 1994 is dit aantal met de helft gegroeid. Vernielingen en misdrijven tegen de openbare orde zijn met een kwart toegenomen. Weliswaar plegen jongens vooral vermogensdelicten, waaronder diefstal, maar deze delicten zijn slechts met 8% gestegen.
Door de politie gehoorde jongens en meisjes (12-17 jaar)
Meisjes plegen minder delicten dan jongens. Toch neemt door de jaren het aantal meisjes toe dat delicten pleegt. In 1998 pleegden, net als bij de jongens, op de 100 000 meisjes er twee keer zoveel een geweldsmisdrijf als in 1994. De vermogensdelicten namen met een kwart toe. De vernielingen en de misdrijven tegen de openbare orde namen toe met 6%.
Naar verhouding groeide het aantal door de politie gehoorde meisjes meer dan het aantal jongens. Alleen bij de geweldsmisdrijven is de toename bij de jongens groter.
Frits Huls
Bron: CBS en WODC, Criminaliteit en rechtshandhaving 1999