Lager opgeleiden zwaar belast
In 1998 verrichtte ruim eenderde van de 5,8 miljoen werknemers lichamelijk zwaar werk. Dat is werk waarbij men bijvoorbeeld veel kracht moet zetten, zoals bij het gebruiken van gereedschappen en apparaten, of waarbij men moet tillen, duwen, trekken of sjouwen.
Vooral laag opgeleide werknemers verrichten werk dat lichamelijke inspanning vereist. Bijna zes van de tien werknemers met basisonderwijs (bo) of vbo als hoogst behaalde opleiding ondervinden fysieke belasting. Op de tweede plaats komen de werknemers met een mbo-opleiding. Van hen verricht bijna 40% lichamelijk zwaar werk. Academici hoeven tijdens hun werk nauwelijks zware lasten te verplaatsen.
Werknemers die lichamelijk zwaar werk doen, 1998
Hoger opgeleide vrouwen vaak fysiek belast
Van de laag opgeleide werknemers zijn het vooral de mensen met een opleiding in de techniek die zware lasten moeten verplaatsen. Ruim zes van de tien werknemers met vbo-techniek doen werk dat lichamelijke inspanning vereist. Het zijn vooral mannen en zij werken met name in de bouw, waar veel getild en gesjouwd wordt.
Van de werknemers met mbo verrichten zowel de technici als de mensen met een opleiding in de verzorging vaak lichamelijk zwaar werk. De laatste groep werknemers bestaat vooral uit vrouwen. Zij werken met name in de gezondheidszorg. Daar vereist de verpleging en verzorging van patiënten en bewoners de nodige lichamelijke inspanning. In dezelfde sector zijn veel vrouwelijke hbo’ers werkzaam. Zij hebben in veel mindere mate te maken met lichamelijk zwaar werk, maar wel meer dan hbo’ers met een andere studierichting.
Ingrid Beckers