Consumeren mindert niet

Het volume van de binnenlandse gezinsconsumptie in maart was 5,9% groter dan in maart vorig jaar. Dergelijke hoge groeicijfers zijn zeldzaam. Het groeicijfer over het eerste kwartaal van dit jaar komt uit op 4,0%.

Kwartaalmutaties consumptieve bestedingen

Kwartaalmutaties consumptieve bestedingen

Wel minder voedings-en genotmiddelen

Niet op alle gebieden werd er in het eerste kwartaal meer geconsumeerd. Zo lagen de uitgaven aan voedings- en genotmiddelen bijna drie procent onder het niveau van een jaar eerder. Al enige jaren loopt de groei van deze categorie wat achter, maar nog nooit was het verschil zo duidelijk als in het eerste kwartaal van dit jaar.

De toename van de bestedingen aan duurzame goederen (ruim 10%) bleef in de eerste drie maanden van dit jaar uitzonderlijk hoog. Naast auto’s waren ook woninginrichtingsartikelen erg in trek. De categorie diensten en overige goederen kent de meest stabiele groeicijfers. Hieronder vallen onder meer de woningdiensten en de medische diensten. Het groeicijfer voor deze categorie bedroeg in het eerste kwartaal 3,7%.

Verschuivingen binnen consumptiepakket

Op de wat langere termijn krijgen diensten en overige goederen een steeds groter aandeel in de consumptie. Dit gaat ten koste van het aandeel van voedings- en genotmiddelen en duurzame goederen. De waarde van de binnenlandse consumptie nam van 1990 tot 1998 met bijna de helft toe. Het aandeel van de bestedingen aan voedings- en genotmiddelen nam af van 16% in 1990 naar 14% in 1998. De ontwikkeling in het eerste kwartaal van dit jaar duidt op een verdere vermindering. Met name het aandeel van vlees en vleeswaren nam in deze periode sterk af.

Ook het belang van de uitgaven aan duurzame goederen nam af: van 22% in 1990 naar 19% in 1998. Een vol procentpunt komt voor rekening van de kleding; het aandeel daalde van ruim vijf naar ruim vier procent.

Samenstelling gezinsconsumptie

Samenstelling gezinsconsumptie
Het belang van diensten en overige goederen in het binnenlandse consumptiepakket nam toe; van 63% in 1990 naar 68% in 1998. Het aandeel van de woningdiensten nam met een toename van drie procentpunt het leeuwendeel van deze toename voor zijn rekening. Relatief stegen in de periode 1990–1998 de bestedingen aan vervoers- en communicatiediensten het sterkst. Deze bestedingen zijn namelijk meer dan verdubbeld.

Willem Ludwig

Bron: Conjunctuurbericht mei 1999