Hoge investeringen ondanks tanend producentenvertrouwen
De index van het producentenvertrouwen is een overallindicator waarmee maandelijks de stemming binnen de Nederlandse industrie wordt weergegeven. Wanneer we nu kijken naar de ontwikkeling van de investeringen en van het producentenvertrouwen, dan blijkt dat ondernemers geneigd zijn meer te investeren wanneer zij vertrouwen hebben in de economische ontwikkeling.
Zo was in 1995 en 1997 het producentenvertrouwen groot. In 1996 vertoonde het echter een dal. Deze teruggang is geheel terug te vinden in de ontwikkeling van de investeringsverwachtingen. We kunnen zelfs deze ontwikkeling volgen binnen een kalenderjaar, omdat het CBS de enquête naar investeringsverwachtingen twee keer per jaar uitvoert: in het voorjaar en in het najaar. De uiteindelijke realisatie van de investeringen wordt in het jaar daarop gemeten.
Verwachte en gerealiseerde investeringen in de industrie (mutaties t.o.v. voorgaand jaar)
Sinds eind 1997 neemt het producentenvertrouwen geleidelijk af. Eind 1998 ligt de indicator iets boven de nul. Dit houdt in dat de stemming van de ondernemers is afgenomen tot ‘gematigd optimistisch’. Men zou verwachten dat ondernemers ten aanzien van hun investeringsverwachtingen een afwachtende houding zouden aannemen. Het tegendeel is het geval. Volgens de verwachtingen in de industrie is het investeringsniveau in 1999 ongeveer gelijk aan dat van 1998.
Producentenvertrouwen in de industrie (6 maands gemiddelde)
Investeringsmotieven
Ongeveer 70% van het investeringsbudget is bestemd om bestaande installaties te vervangen en de productiecapaciteit uit te breiden. Met efficiencyverbeteringen is circa 20% van het budget gemoeid. De motieven milieu en overig nemen samen de resterende 10% voor hun rekening.
Deze percentages moeten louter als een indicatie beschouwd worden. Het is voor de ondernemers namelijk zeer moeilijk om precies aan te geven in welke mate bijvoorbeeld de aanschaf van een nieuwe machine het resultaat is van een specifiek investeringsmotief. Maar duidelijk is dat vervanging, uitbreiding en efficiencyverbetering de drie belangrijkste motieven zijn.
Investeringsmotieven hangen ook samen met de stand van de conjunctuur. In een periode met een laag producentenvertrouwen, bijvoorbeeld in 1993, beperken de ondernemers hun investeringen meer tot het vervangen van de kapitaalgoederen. Daarentegen is uitbreiding van de productiecapaciteit in perioden met een hoog producentenvertrouwen (zoals 1995 en 1998) relatief het belangrijkste investeringsmotief.
Investeringen in de industrie naar motief
André Meurink
Bron: CBS, Industriemonitor 1999/4