Loonsom gemeenteambtenaar ruim 80 000 gulden
In 1996 bedroegen de lopende uitgaven van gemeenten in totaal 65,4 miljard gulden. Met 17,0 miljard gulden vormen de lonen hiervan een kwart. In 1995 bedroeg dit aandeel nog 24,2%. De andere lopende uitgaven zijn het intermediair verbruik (aankoop van goederen en diensten, afschrijvingen), de inkomensoverdrachten en de overige lopende uitgaven (rente, exploitatiesubsidies).
Exploitatielasten gemeenten, 1996. Totaal: 65,4 miljard gulden
Het hogere aandeel van de lonen in 1996 is het gevolg van een lichte toename van de absolute loonsom en van een forse daling van het rente-belang. Dit laatste is vooral afgenomen door de bruteringsoperatie in de volkshuisvesting eind 1995.
De loonsom van het personeel bij de gemeenten bedroeg in 1996 ruim 16 miljard gulden. Verder kwam de loonsom van het personeel van gemeentelijke sociale werkplaatsen op 0,8 miljard gulden en de lonen in natura op 0,2 miljard gulden. De totale gemeentelijke loonsom – berekend volgens de voorschriften van de Europese Unie – komt daarmee voor 1996 uit op 17,0 miljard gulden.
Het Rijk heeft in 1996 nagenoeg hetzelfde bedrag aan lonen uitgegeven, namelijk 17,2 miljard gulden. Voor provincies, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen samen is dit bedrag 3,4 miljard gulden.
Verdeling
Ruim een kwart van de gemeentelijke loonsom is geconcentreerd bij de drie grootste gemeenten. De 430 kleinste gemeenten nemen maar een zesde deel voor hun rekening.
Deze ongelijke verdeling wordt veroorzaakt door verschillen in het takenpakket van gemeenten. In het algemeen geldt dat grotere gemeenten meer taken uitvoeren dan kleinere gemeenten. Voor kleinere gemeenten is het soms efficiënter om bepaalde taken door gemeenschappelijke regelingen te laten verzorgen.
Daarnaast is bij grotere gemeenten een omvangrijker gemeentelijk apparaat vereist omdat zij taken uitvoeren voor een groter aantal inwoners dan kleinere gemeenten. Tenslotte speelt een rol de mate waarin gemeenten taken nog in eigen beheer uitvoeren. In de afgelopen jaren hebben gemeenten de uitvoering van een groot aantal taken uitbesteed aan derden of ondergebracht bij een privaatrechtelijke instelling.
Kleine gemeenten
Het landelijk gemiddelde bedraagt 80 duizend gulden per voltijdbaan. De loonsom van de 3 grootste gemeenten ligt vrijwel op dat niveau. De gemeenten tussen de 50 en 250 duizend inwoners scoren als groep boven het landelijk gemiddelde, terwijl de gemeenten met minder dan 50 duizend inwoners daaronder liggen.
Van de individuele gemeenten zijn er 104 met loonkosten boven het landelijk gemiddelde en 62 met een waarde die onder 75% van het landelijk gemiddelde ligt. Het accent van de hoogscorende gemeenten ligt bij de grotere gemeenten. Lage waarden vinden we vooral bij de gemeenten tussen de 5 en 20 duizend inwoners.
Gemiddelde loonsom per voltijdbaan naar aantal inwoners gemeenten
Takenpakket
In 1996 besteden de gemeenten ruim 90% van de loonsom aan overheidsmatige taken als onderwijs en handhaving van de openbare orde. Voor openbaar onderwijs geven zij 22% uit, voor de overige overheidsmatige taken 71,3%. Slechts 6,7% van de gemeentelijke loonsom heeft nog betrekking op de sector bedrijven.
Dit geringe aandeel is vooral het gevolg van de voortgaande verzelfstandiging van bedrijfsmatige taken door gemeenten in de afgelopen jaren. Het aandeel van de sector bedrijven is ongelijk verdeeld over de gemeenten. Ruim 90% is geconcentreerd bij de 8 grootste gemeenten. Bij de 569 kleinste gemeenten komt slechts 3% voor.
Loonsom gemeenten naar taakgebied, 1996
Fred Arkesteijn en Ria Smit
Bron: CBS, Financiële Maandstatistiek 98/12