Gezinsconsumptie: diensten winnen aan belang
De Nederlandse economie presteert beter dan die in omringende landen. In de tweede helft van 1998 is de economische groei echter teruggelopen.
Het bestedingsgedrag van de consument heeft een grote invloed op de uiteindelijke hoogte van het groeicijfer. Terwijl andere indicatoren een minder gunstig beeld te zien gaven, is de gezinsconsumptie in 1998 juist flink toegenomen. Als deze kooplust op peil blijft, kan dat een verdere vertraging van de groei van de economie beperken.
De binnenlandse consumptieve bestedingen zijn opgebouwd uit een drietal componenten: de voedings- en genotmiddelen, de duurzame goederen en de diensten en overige goederen. In 1970 ging nog ruim 23% van de binnenlandse consumptie op aan voedings- en genotmiddelen. In 1998 is dit aandeel flink teruggezakt: het bedraagt nog krap 14%. In deze periode is ook het aandeel van de uitgaven aan duurzame goederen in de binnenlandse bestedingen fors afgenomen, van ruim 28% in 1970 tot bijna 19% nu.
Dit gaat gepaard met een toenemend aandeel van de uitgaven aan diensten en aan andere goederen. Hieraan wordt in 1998 maar liefst tweederde van de consumptieve bestedingen toegerekend, terwijl dat in 1970 nog niet de helft was. Tot deze diverse groep worden naast de woonlasten onder meer de uitgaven aan motorbrandstoffen, vervoer en communicatie, medische en zorgdiensten gerekend. Ook de uitgaven van de consument bij de horecabedrijven behoren hiertoe.
Aandelen van de consumptiecategoriën (Binnenlandse consumptieve bestedingen in lopende prijzen)
Karin van der Ven