Jonge allochtonen aan het werk
Het minderhedenbeleid richt zich vooral op allochtonen uit bepaalde landen, waaronder Turkije, Marokko, Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba. In Nederland wonen 1,1 miljoen allochtonen uit deze ‘doelgroeplanden’. Dat is 40 procent van alle allochtonen. De helft bestaat uit Turken en Marokkanen. Daarnaast zijn er 380 duizend Surinamers, Antillianen en Arubanen. De eerste generatie allochtonen uit deze landen bestaat vooral uit volwassenen. De tweede generatie is gemiddeld nog jong: ruim 70 procent is jonger dan vijftien. Een groot deel van hen zit nog op school.
Leeftijdsopbouw allochtonen, 1997
Ongunstige arbeidssituatie
Turken en Marokkanen hebben de meest ongunstige positie op de arbeidsmarkt. Slechts een op de drie Turken en Marokkanen heeft een baan van twaalf uur of meer per week. De arbeidsdeelname onder Surinamers, Antillianen en Arubanen is veel hoger. Van hen is de helft werkzaam. Turken en Marokkanen hebben daarnaast ook vaker met werkloosheid te kampen dan andere allochtonen. Maar liefst een kwart van de Turken en Marokkanen die tot de beroepsbevolking behoren, is werkloos. Surinamers, Antillianen en Arubanen zitten minder vaak onvrijwillig zonder werk. Van hen is 17 procent werkloos.
Arbeidsdeelname allochtonen naar generatie, 1997
Tweede generatie
Allochtonen die behoren tot de tweede generatie hebben een veel betere positie op de arbeidsmarkt dan de eerste generatie allochtonen. Zij hebben vaker een baan dan de eerste generatie. Van de tweede generatie allochtonen werkt ruim tweederde, van de eerste generatie minder dan de helft. Het verschil in arbeidsdeelname tussen de eerste en de tweede generatie is het grootst onder Turken en Marokkanen. Van de eerste generatie Turken en Marokkanen werkt 35 procent. Dat is veel minder dan onder de tweede generatie, want van hen heeft slechts 59 procent een baan.
Opleiding en talenkennis
Er zijn verschillende redenen waarom de tweede generatie allochtonen een betere positie op de arbeidsmarkt hebben dan de eerste generatie. Eén reden is dat de tweede generatie de Nederlandse taal beter beheerst. Zij zijn immers geboren en getogen in de Nederlandse samenleving. Een andere reden is dat hun opleidingsniveau een stuk hoger is. Dit maakt het voor hen makkelijker om een baan te vinden.
Opleidingsniveau, 1997
Helene Voogdt-Pruis
Bron: CBS, Werken en leren 1998: Feiten en cijfers over de arbeidsmarkt en het onderwijs in Nederland