Arbeidsdeelname ouderen neemt toe
Het aantal ouderen in ons land zal in de komende jaren fors toenemen. Tussen nu en 2025 zullen er bijna een miljoen 55-64 jarigen bijkomen en in 2040 zal het aantal 65-plussers ruim zijn verdubbeld ten opzichte van nu. Deze groei wordt veroorzaakt door de geboortegolf van vlak na de Tweede Wereldoorlog. De babyboomers, die in de tweede helft van de jaren veertig en in de jaren vijftig zijn geboren, bereiken immers tussen 2000 en 2015 de 55 jaar.
Bevolking van 55 jaar en ouder
De vergrijzing heeft tot gevolg dat het aantal werkenden erg klein wordt ten opzichte van het aantal niet-werkenden. Een grote groep werkenden zal namelijk in de komende twintig jaar de pensioengerechtigde leeftijd bereiken en stoppen met werken. Velen zullen zelfs al voor hun 65e de arbeidsmarkt verlaten.
Hierdoor komt de betaalbaarheid van de oudedagsvoorziening in gevaar. De werkenden betalen immers via premies voor de AOW. Als het aantal werkenden afneemt, komt er dus minder geld binnen voor de AOW. Aan de andere kant zullen er meer AOW-uitkeringen betaald moeten worden, omdat het aantal 65-plussers toeneemt. De overheid streeft daarom naar een hogere arbeidsdeelname, vooral onder ouderen.
Vervroegd pensioen
Weinig ouderen verrichten betaalde arbeid. Van alle mensen tussen de 55 en 64 jaar had in 1997 slechts 28% een baan van ten minste twaalf uur per week. Dat is niet veel vergeleken met de arbeidsdeelname van 45 tot 54-jarigen. Van hen werkte tweederde ten minste twaalf uur per week.
De meeste mensen zijn al vóór hun 65e gestopt met werken. Zij hebben het arbeidsproces verlaten via de WAO, de WW, de VUT of een andere mogelijkheid voor vervroegd pensioen. Boven de 65 jaar komt betaald werk nauwelijks meer voor. In 1997 had minder dan 3% van de 65-plussers een baan.
Oudere mannen hebben vaker dan oudere vrouwen een betaalde baan. In 1997 werkten 55 tot 64-jarige mannen bijna drie keer zo vaak als vrouwen in dezelfde leeftijdscategorie. Van de vrouwen had 15% een baan van ten minste twaalf uur per week en van de mannen 41%.
De lage arbeidsdeelname van oudere vrouwen wordt niet zozeer veroorzaakt doordat zij vervroegd zijn gestopt met werken, maar meer doordat zij niet of nauwelijks betaalde arbeid hebben verricht. Zij behoren tot een generatie waarin het normaal was dat vrouwen thuis voor de kinderen zorgden.
Arbeidsdeelname, 1997
Oud maakt plaats voor jong?
In de jaren zeventig en tachtig is de arbeidsdeelname van oudere mannen flink afgenomen. In die tijd werden werknemers in de gelegenheid gesteld om voor hun 65e te stoppen met werken. Doel was onder meer het beperken van de jeugdwerkloosheid. Ouderen die vervroegd wilden uittreden kregen gunstige afvloeiingsregelingen. Het idee ‘oud maakt plaats voor jong’ deed veel ouderen berusten in een vroeg pensioen.
Netto participatie 55-64 jarigen
In de jaren negentig lijkt het tij gekeerd. Sinds 1994 neemt de arbeidsdeelname van oudere mannen weer toe. Toen had 38% van de 55-64 jarige mannen een baan van ten minste twaalf uur per week, in 1997 was dit 41%. Ook onder oudere vrouwen is een toename te zien, namelijk van 11% in 1991 tot 15% in 1997. Een hogere arbeidsdeelname van ouderen is inmiddels het streven van de overheid.
André Dickmann