EMU-tekort overheid gehalveerd
Het rijk heeft vorig jaar 206 miljard gulden uitgegeven, 12 miljard meer dan in 1996. Hiervan besteedt het rijk ruim een derde deel direct zelf aan apparaatskosten, aanschaf van militair materieel, rentebetalingen, infrastructuur en dergelijke. Deze directe uitgaven bleven in 1997 ongeveer op het niveau van het voorgaande jaar. Wèl zijn de apparaatskosten gestegen, zoals lonen en bureaukosten.
Het personeelsbestand is in 1997 namelijk uitgebreid, vooral bij de belastingdienst, de rechterlijke macht en het gevangeniswezen. Samen met de jaarlijkse loonsverhoging volgens CAO resulteert dit in een stijging van de lonen, salarissen en sociale lasten met 4%. Het jaar daarvoor was door privatisering en verzelfstandigingen van rijksdiensten nog sprake van een daling van de loonkosten met 3%.
Overdrachten
Krap tweederde van de uitgaven wordt niet door het rijk zelf besteed, maar in de vorm van overdrachten doorgegeven aan bijvoorbeeld het bedrijfsleven, huishoudens, de Europese Unie, gemeenten, provincies en sociale verzekeringsinstellingen. Deze overdrachten nemen in 1997 met 8% toe.
De rijksbijdragen aan de gemeenten zijn in 1997 met 13% gestegen. Het rijk bekostigt een grote verscheidenheid van gemeentelijke taken. Een gedeelte van de rijksbijdragen, de specifieke uitkeringen, is aan een bepaald bestedingsdoel gekoppeld. Een ander gedeelte, de algemene uitkeringen, is niet geoormerkt voor bepaalde uitgaven.
Overdrachten door het rijk
De hogere bijdragen in 1997 komen maar voor een klein gedeelte voor rekening van de specifieke en algemene uitkeringen, die ieder jaar worden verstrekt. Tweederde van de stijging van de uitgaven heeft een incidenteel karakter. Aan twee grote gemeenten heeft het rijk namelijk 4 miljard gulden betaald om hun financiële positie te verbeteren.
Niet alle rijksuitgaven zijn echter relevant voor het EMU-tekort. Volgens de definitie worden voor de berekening van het EMU-saldo alleen uitgaven en inkomsten met derden meegeteld; interne verrekeningen, zoals stortingen in reserves, blijven buiten beschouwing. Een voorbeeld van uitgaven in 1997 die geen invloed hebben op het EMU-tekort zijn de stortingen van het rijk in het Spaarfonds AOW.
Geringe stijging rijksinkomsten
De opbrengst van de loon- en inkomstenbelasting daalde vorig jaar met 6 procent. De belangrijkste oorzaak daarvan ligt in de gewijzigde financiering van de bejaardenoorden.
Vanaf 1997 worden de bejaardenoorden niet meer door het rijk gefinancierd, maar loopt de financiering via de AWBZ. Hiertoe is de verdeling van de eerste schijf van de loonheffing gewijzigd. Het aandeel van de AWBZ-premie is verhoogd, het aandeel van de loonbelasting verlaagd. Dat heeft hogere premie-inkomsten van de AWBZ tot gevolg en lagere opbrengsten van de loonbelasting.
Per saldo zijn de effecten voor het vorderingentekort van het rijk en het AWBZ-fonds nihil. Bij het rijk staan tegenover lagere opbrengsten van de loonbelasting lagere uitgaven voor de bejaardenoorden; bij het AWBZ-fonds worden de gestegen uitgaven gedekt door hogere premieontvangsten.
De belastingopbrengsten vormen bijna 90% van de rijksinkomsten. Per saldo stegen alle rijksbelastingen met 9 miljard of te wel 5,5 procent. De totale inkomsten van het rijk zijn in 1997 met 7 miljard gestegen naar 190 miljard gulden. In vergelijking met 1996 is het groeipercentage gehalveerd.
EMU-tekort rijk stijgt, EMU-tekort overheid daalt
Het vorderingentekort van de overheid, beter bekend als EMU-tekort, is gedefinieerd als het saldo van alle uitgaven en inkomsten exclusief de uitgaven en inkomsten die te maken hebben met kredietverstrekkingen en kredietaflossingen en de opneming en aflossing van schulden. Tot de overheid worden gerekend het rijk, de lagere overheden zoals provincies en gemeenten, de sociale verzekeringsinstellingen en nog enkele andere overheidslichamen. Het EMU-tekort wordt weergegeven als percentage van het geharmoniseerde Bruto Binnenlands Product (BBP).
EMU-saldo
Het rijk heeft in 1997 206 miljard gulden uitgegeven en 190 miljard ontvangen. Per saldo zijn er voor 16 miljard gulden uitgaven gedaan die niet door inkomsten worden gedekt. Dit vorderingentekort is 5 miljard gulden groter dan in 1996.
Het EMU-tekort van de totale overheid is in 1997 echter gehalveerd. Dit is het resultaat van een EMU-tekort bij het rijk en een EMU-overschot bij de andere overheidsinstellingen. De meeruitgaven van het rijk aan gemeenten en sociale fondsen leiden bij het rijk tot een toename van het tekort, maar bij de gemeenten en sociale fondsen juist tot een toename van het overschot. Per saldo zijn de effecten op het EMU-tekort van de totale overheid neutraal.
Bij de lokale overheden (zoals gemeenten en provincies) en de sociale fondsen komt in 1997 meer geld binnen dan er wordt uitgegeven. De groei van het vorderingenoverschot van deze overheidsinstellingen is zo groot dat hij de toename van het rijkstekort ruimschoots compenseert. Deze groei leidt zelfs tot een halvering van het totale vorderingentekort voor de overheid.
M.M. Hüttner
Bron: CBS – Financiële maandstatistiek