Vakantiespreiding
Sinds jaar en dag zijn juli en augustus de belangrijkste vakantiemaanden. In de drukste week van 1997, dat wil zeggen van 26 juli tot en met 1 augustus, waren er naar schatting iets meer dan 2,9 miljoen Nederlanders met vakantie: ruim 1,2 miljoen in eigen land en zo’n 1,7 miljoen in het buitenland. Buiten het hoogseizoen zijn de meivakantie en de herfstvakantie van belang.
Spreiding in de tijd (lange vakanties)
Daarnaast gaan relatief veel Nederlanders in de kerst- of krokusvakantie naar het buitenland. Een wintersport- of winterzonvakantie is dan het belangrijkste motief voor de reis. De concentraties in de tijd worden voor een belangrijk deel verklaard doordat grote groepen van de bevolking zelf of via leden van het huishouden gebonden zijn aan schoolvakanties, collectieve bedrijfssluitingen en dergelijke.
Keuzevrijheid vakantietijdstip
In de winterperiode 1996/'97 werden er in totaal 1,1 miljoen wintersportvakanties doorgebracht. Dit is 15 procent minder dan vier jaar geleden. De toekomst zal echter moeten uitwijzen of dit slechts een pas op de plaats is of het begin van betere tijden inluidt voor de skigebieden in Europa.
Sleur doorbreken in Pinksterweekend
Met name in eigen land springt het pinksterweekend van 1997 er duidelijk uit. In Nederland komt de korte verblijfsrecreatie doorgaans pas goed op gang als in april de meeste campings weer open zijn. Pasen en de meivakantie zijn dan de eerste data waarop menigeen er voor een paar dagen op uittrekt. Hemelvaart en Pinksteren zijn de topdagen. Daarna worden korte vakanties dikwijls uitgesteld tot na de grote vakantie en wordt het seizoen met de herfstvakantie in oktober afgesloten. In 1997 was dit patroon niet veel anders, zij het dat Hemelvaart in de meivakantie viel en daardoor, ondanks het slechte weer, iets hoger scoorde dan in voorgaande jaren. In het buitenland zijn de verblijfsdagen tijdens korte vakanties veel gelijkmatiger over het jaar gespreid dan in Nederland. Toch nodigt ook daar de periode rond Hemelvaart en Pinksteren het meeste uit om de wekelijkse sleur met enkele vakantiedagen te doorbreken.
Twee weken weg
In 1997 waren Nederlanders voor een lange vakantie gemiddeld 12,6 dagen van huis. Na een sterke terugval in 1996 betekent dit een duidelijk herstel ten opzichte van voorgaande jaren. Vooral de binnenlandse zomervakanties droegen hier hun steentje aan bij. Daarnaast werd er voor buitenlandse vakanties iets meer tijd uitgetrokken dan vorig jaar. Dit geldt met name voor de winterperiode. De toename van vakanties naar verre bestemmingen in dat deel van het jaar zal hierop van invloed zijn. Voor eigen land zijn de cijfers over de winterperiode 1997 minder rooskleurig: er werden niet alleen betrekkelijk weinig vakanties doorgebracht, maar men ging ook nog eens tamelijk kort van huis.
Bij de korte vakanties schommelt de gemiddelde verblijfsduur al jaren rond de 3,1 dagen. Evenals bij de lange vakanties verblijft men in het buitenland doorgaans iets langer op het vakantieadres dan in Nederland.
Bij de berekening van de gemiddelde vakantieduur zijn de dag van vertrek en terugkeer volledig meegeteld. Bij de interpretatie van de uitkomsten moet men er dan ook rekening mee houden dat hierdoor soms een vertekend beeld ontstaat. Bij de korte vakanties in Nederland was men immers in veel gevallen 'slechts' van vrijdag- tot zondagavond, dus niet langer dan achtenveertig uur, van huis.
Gemiddelde vakantieduur bij lange buitenlandse vakanties
Overnachten in het buitenland
In 1997 zijn er voor lange vakanties in totaal 210 miljoen overnachtingen geregistreerd, eenzelfde aantal als in de twee voorafgaande jaren. Ten opzichte van 1996 nam het aantal overnachtingen in het buitenland met 5 procent toe. Hiertegenover staat een daling van 3 procent in Nederland. Bij de korte vakanties bleef eveneens een verdere groei van het aantal overnachtingen uit. Zowel bij de binnen- als buitenlandse verblijven bleef het aantal overnachtingen steken op het niveau van vorig jaar.
Bron: Vakanties van Nederlanders 1997. CBS, juli 1998