"Rijbewijs" voor de brommer
Vanaf 1 juni 1996 moeten bestuurders van een brom- of snorfiets een bromfietscertificaat of rijbewijs op zak hebben. Deze maatregel is bedoeld om de verkeersveiligheid te bevorderen. Berijders van een brommer zijn immers, ook al is een helm verplicht, bijna 7 maal zo kwetsbaar als fietsers. Per gereden kilometer lopen ze bovendien 35 keer zo veel kans als een automobilist, om door een ongeval te overlijden of in het ziekenhuis te belanden.
Behalve gebrek aan rijervaring gelden onvoldoende kennis van de verkeersregels en een gebrekkig inzicht in verkeersrisico’s als belangrijke oorzaken voor deze gevoeligheid voor ongevallen. Daarom is een speciaal voor bromfietsers ontwikkeld examen geïntroduceerd. Van een ‘echt’ bromfietsrijbewijs, met een praktijkexamen, is overigens afgezien.
Het theorie-examen is verplicht voor iedereen die op of na 1 juni 1980 geboren is. Wie ouder is, kan ket bromfietscertificaat tegen betaling op het postkantoor afhalen. Brom- en snorfietsers die reeds een rijbewijs hebben, hoeven geen bromfietscertificaat te halen. Sommigen doen dit echter wèl. Naast de ‘examenplichtigen’ en de ‘vrijgestelden is er dus ook een groep ‘vrijwilligers’.
Flinke toeloop
In de eerste maanden is massaal gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zonder examen in het bezit te komen van het bromfietscertificaat. Aan examenplichtigen worden rond 3 800 certificaten per maand uitgereikt. Meer dan de helft van de certificaten gaat echter naar vrijgestelden en vrijwilligers. Op de lange duur zal de groep vrijgestelden uitsterven. Daardoor zullen naar verhouding steeds meer certificaten aan examenplichtigen worden uitgereikt.
Zestien maanden na de introductie van de certificaatverplichting beschikt 3,3 procent van de bevolking over een bromfietscertificaat. Onder jongeren tussen de 16 en 18 jaar liggen deze percentages het hoogst. Zij hebben ook behoorlijk geprofiteerd van de vrijstelling. Ook ouderen blijken naar verhouding veel certificaten te bezitten: 2,2 procent van de personen tussen 65 en 75 jaar heeft er een. Vermoedelijk gaat het hier om bestuurders van snorfietsen van het model ‘rijwiel met hulpmotor.’
Bezitters van bromfietscertificaten
Weinig certificaten in grote steden
Hoe kleiner de gemeente, hoe groter het bezit van bromfietscertificaten. In steden met meer dan 250 000 inwoners is het percentage certificaathouders het laagst. Daarentegen is dit percentage het hoogst in gemeenten met minder dan 5 000 inwoners. Een uitzondering op het patroon vormen de gemeenten met 100 tot 150 000 inwoners.
Bezitters van bromfietscertificaten naar grootte gemeente
Als we alleen naar de jongeren kijken, is het effect nog sterker. In de kleinste gemeenten heeft meer dan de helft van de jongeren een certificaat. In de grote steden is dit slechts één op de vijf. Tussen 21 en 75 jaar is het beeld veel genuanceerder, maar daar vinden we over het algemeen ook geringere percentages certificaathouders. Bij de 75-plussers treedt weer het zelfde patroon op als bij de jeugd. Een eenduidige verklaring voor dit verschijnsel is niet te geven. Mogelijk speelt het voorzieningenniveau van het openbaar vervoer hierbij een rol.
Rijkere jongeren
Een brom- of snorfiets kan een alternatief voor de auto zijn. Dat zou betekenen dat mensen met een laag inkomen meer gebruik maken van bromfietsen dan mensen met hogere inkomens. Om hiervan een beeld te krijgen kunnen we per buurt het gemiddeld inkomen vergelijken met het percentage bezitters van bromfietscertificaten.
Onder jongeren - tot zo’n 25 jaar - lijkt het bezit van een bromfiets een vorm van welstand te zijn. Een deel van deze groep is natuurlijk nog onder de achttien en heeft dus niet de keus tussen auto en brommer. Bij ouderen - tussen 25 en 65 jaar - is het percentage certificaathouders juist het hoogst in de lagere inkomens. Naarmate het inkomen stijgt, neemt het percentage certificaathouders af.