Zwaar werk voor allochtonen
Nederland telde in 1996 vijf en een half miljoen werknemers tussen 15 en 65 jaar die ten minste twaalf uur per week werken. Meer dan eenderde deel daarvan (1,9 miljoen mensen) gebruikt op het werk soms of regelmatig spierkracht. Zij gebruiken bijvoorbeeld gereedschappen en apparaten of ze moeten zware voorwerpen tillen, duwen, trekken of sjouwen. Werknemers die spierkracht gebruiken, doen ook vaker werk in een ongemakkelijke houding, werk waarbij ze bezweet of buiten adem raken en vaak dezelfde bewegingen maken.
Vooral laag opgeleide werknemers hebben vaak een baan die lichamelijke inspanning vereist. Bijna zes van de tien werknemers met alleen basisonderwijs of met een vbo-diploma als hoogste opleiding doen zwaar werk. Op de tweede plaats komen de werknemers met een mbo-diploma. Daarvan verricht 40 procent zwaar lichamelijk werk. Academici hoeven tijdens het werk nauwelijks zware lasten te verplaatsen.
Allochtonen zijn gemiddeld lager opgeleid dan autochtonen en werken vaker in een beroep waarvoor maar weinig opleiding nodig is. Allochtonen doen dan ook vaker fysiek belastend werk dan autochtonen. Meer dan de helft van de Turken en Marokkanen doet werk dat geregeld een krachtsinspanning vergt. Dat is veel meer dan autochtonen of andere allochtonen. Van de allochtone werknemers tilt 39 procent wel eens zware lasten op het werk, van de autochtone 35 procent. Van de allochtonen uit Suriname, Aruba of de Antillen doet 38 procent zwaar werk.
Minder tijdsdruk
Werk kan niet alleen op lichamelijk, maar ook op geestelijk vlak zwaar zijn. In 1996 zei 61 procent van alle werknemers (3,3 miljoen mensen) dat zij wel eens onder hoge tijdsdruk werken. Vooral academici werken onder hoogspanning: bijna acht van de tien academici geeft aan soms of regelmatig onder tijdsdruk te werken. Naarmate het onderwijsniveau lager is, neemt de druk geleidelijk af. Van de werknemers met alleen basisonderwijs ervaart de helft een hoge tijdsdruk.
Allochtonen werken iets vaker onder tijdsdruk dan autochtonen, al zijn de verschillen klein. Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen en Arubanen werken veel minder vaak onder hoge tijdsdruk dan de andere groepen allochtonen. Dat ze een lagere werkdruk ervaren, wil nog niet automatisch zeggen dat ze ook minder stress hebben op het werk. Mensen die niet onder tijdsdruk werken, hebben kleinere ontplooiïngskansen en de aansluiting tussen hun werk, opleiding en ervaring is ongunstiger. Daarentegen hebben werknemers die wel onder hoge tijdsdruk werken ook wat meer vrijheid om hun werk naar eigen inzicht in te richten. Dat zijn factoren die juist de stress op het werk reduceren.
Arbeidsomstandigheden van allochtone en autochtone werknemers, 1995/1997
Veel lawaai en trilling
Ook het materiaal waarmee en de omgeving waarin mensen moeten werken, kan belastend zijn. Werknemers die blootstaan aan trillingen werken in de regel met een voertuig, een bulldozer, heftruck of vrachtauto, of werken met zwaar gereedschap. Lawaai op de werkplek kan de concentratie verstoren, communicatie onmogelijk maken of tot gehoorschade leiden.
Van alle werknemers ervaart ruim één op de vijf op het werk geregeld trillingen en/of lawaai. Daaronder zijn veel mensen met relatief weinig scholing. Van alle werknemers met basisonderwijs of een vbo-diploma staat tenminste eenderde deel bloot aan trillingen of lawaai. Mensen met een hbo-diploma en academici werken meestal in een rustiger omgeving.
Werknemers van Turkse of Marokkaanse afkomst ervaren tijdens het werk vaker trillingen dan anderen en staan vaker bloot aan lawaai. Bijna dertig procent voelt tijdens het werk trillingen en meer dan veertig procent werkt in een lawaaierige omgeving. Dat is respectievelijk bijna anderhalf en twee keer zoveel als werknemers van Nederlandse afkomst. Surinamers, Antillianen en Arubanen werken onder vrijwel dezelfde omstandigheden als de autochtonen.
Tom Boves