De komst van megaboeren en supertuinders
Op welk moment mag een boer zich megaboer of supertuinder noemen? De honderd grootste boeren komen in ieder geval het meest in aanmerking voor de kwalificatie superboer of supertuinder. De varkenshouders in de top honderd houden gemiddeld bijna 9500 varkens en hebben 24 hectare grond. In 1980 lag dit nog beduidend lager. Gesteld kan worden dat de schaalvergroting in de varkenssector het meest explosief is geweest. In geen enkele sector zijn de grote bedrijven zo snel megabedrijven geworden.
De grootste honderd melkveehouders houden gemiddeld 250 melkkoeien op 136 hectare grond. Het aantal melkkoeien op deze bedrijven is sinds 1980 vrijwel gelijk gebleven. Wel is er veel geld geïnvesteerd in grond. De megamelkveehouder gebruikte in 1997 ruim 45 hectare meer grond dan in 1980. Hiermee hebben de koeien op deze bedrijven nogal wat meer ruimte gekregen. Deze bedrijven worden dus extensiever omdat er steeds minder mest per hectare wordt geproduceerd. Dit gaat in veel gevallen samen met het kapitaalsintensiever worden van de bedrijven. De aanschaf van 45 hectare grond is volgens de gemiddelde marktwaarde van nu een investering van ruim 2 miljoen gulden.
Een mega-akkerbouwer bewerkt momenteel 275 hectare. In 1980 was dit 240 hectare. Dit betekent dat de schaalvergroting in deze sector behoorlijk achterblijft. Opvallend is ook dat het gemiddeld aantal mensen dat werkzaam is op deze bedrijven, terugloopt. Dit is de enige sector waar schaalvergroting niet samengaat met de behoefte aan meer arbeid per bedrijf. In de tuinbouw daarentegen resulteert schaalvergroting in een sterke toename van het aantal arbeidskrachten per bedrijf. De uitbreiding in personeel loopt echter niet evenredig met de uitbreiding in kasoppervlakte. De voordelen van schaalvergroting liggen in de glastuinbouw dus ook in de sfeer van het kunnen aanschaffen van machines/computers die arbeid vervangen. Een supertuinder heeft inmiddels werk voor 36 mensen en heeft een kas die groter is dan 11 voetbalvelden. In 1980 exploiteerden de honderd grootste tuinders kassen ter grootte van 7 voetbalvelden.
De grootste honderd - gemiddeld aantal varkens
De grootste honderd - gemiddeld aantal melkkoeien en gemiddelde
oppervlakte akkerbouw
Economische noodzaak
De enorme schaalvergroting in de landbouw is voor een groot deel noodzaak. En vooral noodzaak om de concurrentiepositie met de boeren buiten Nederland op peil te houden. Direct na de tweede wereldoorlog was ook de krapte aan landbouwproducten en de angst voor die krapte een belangrijke push. Niet alleen bij de boeren zelf. Ook de overheid stimuleerde mede hierdoor de investeringen die resulteerden in een veel hogere landbouwproductie. Deze laatste aspecten spelen de laatste tien jaar nauwelijks meer een rol. Het is voor de boeren die over tien jaar nog boer willen zijn nodig om keuzes te maken. Schaalvergroting is een bekende en succesvolle keuze gebleken. Deze bedrijfsstrategie heeft in het verleden veelal het voortbestaan van boerenbedrijven bewerkstelligd.
Naast deze strategie zijn er nog enkele andere. De alternatieve keuzes richten zich op "niches". Niches zijn product/marktcombinaties waarin unieke landbouwproducten of "aan de landbouw verwante producten" worden gemaakt voor een specifieke doelgroep. Natuurbeheer, agrotoerisme, zorgboerderijen en biologische landbouw worden hierbij regelmatig genoemd. Het zijn mogelijkheden, maar vooralsnog lijkt het meer voor de hand te liggen om in de vaart der volkeren mee te gaan in schaalvergroting. Deze strategie heeft zich niet alleen in het verleden voldoende bewezen, maar is noodzakelijk voor de Nederlandse landbouw omdat de landbouw zeer sterk afhankelijk is van de export. Het leeuwendeel van het Nederlandse landbouwproduct wordt in het buitenland geconsumeerd. Om deze redenen is het noodzakelijk te blijven sleutelen aan de kostprijs. De prijs/kwaliteitverhouding moet zich kunnen meten aan die op de Europese markt.
Een andere drijfveer om te kiezen voor schaalvergroting is het veiligstellen van een landbouwinkomen voor de toekomst. Een klein bedrijf kan vanwege het simpele feit dat er te weinig landbouwactiviteiten zijn, niet voldoende geld verdienen om te blijven voortbestaan. De geringe omvang van de landbouwactiviteiten in combinatie met steeds lagere opbrengstprijzen (-13% in 10 jaar) heeft de noodzaak van schaalvergroting verder aangewakkerd. Daarnaast zijn bepaalde kosten omhoog gestuwd, met als resultaat extra investeringen van duizenden guldens per ondernemer. De lagere opbrengstprijzen en explosief toegenomen kostenposten leiden voor de kleine en middelgrote boer maar tot één vraag: moet ik verder in een "niche" gaan opereren of moet ik moet groter worden?
Geen gezinsbedrijven meer
De boer zal steeds meer manager worden. Boerenbedrijven worden in economische zin groter en hebben meer arbeid nodig. Een boer die alleen zorgt voor zijn dieren en gewassen behoort zo langzamerhand tot het verleden. De honderd grootste boeren van nu laten zien dat het boer zijn in de toekomst ingrijpend kan veranderen. Schaalvergroting resulteert in een andere bedrijfsvoering. De boer regelt, registreert, verdeelt het werk en neemt de investeringsbeslissingen. Boeren worden ondernemers die lijken op de ondernemers in het MKB. Dit betekent ook dat in de toekomst andere (ondernemers)kwaliteiten nodig zijn om de activiteiten op een boerenbedrijf goed te laten marcheren.
Boerencultuur
De boerencultuur is medebepalend geweest voor de explosieve schaalvergroting in de landbouw. De vanzelfsprekendheid waarmee meevallers en winsten in het boerenbedrijf zijn geïnvesteerd is in weinig andere sectoren zo duidelijk zichtbaar. Het belangrijkste credo voor de meeste boeren was en is nog steeds ‘stilstand is achteruitgang’. Zo groeiden bedrijven van 20 naar 30 koeien, van 30 naar 50 koeien en van 50 naar 80 koeien. De 100 grootste melkveehouders melken nu bijna 250 koeien.
Schoorvoetend worden ook nieuwe overlevingsstrategieën geïntroduceerd. Verbreding, diversificatie en verduurzaming zijn begrippen die meer en meer worden gebruikt. Boeren investeren in groenlabelstallen, streekeigenproducten, recreatieve voorzieningen, natuurbeheer, faciliteiten voor zorg en biologische landbouw. Maar dat deze alternatieven de voornaamste bedrijfsstrategie in de landbouw gaan vormen, lijkt vooralsnog niet aan de orde. Pas als een verdere schaalvergroting niet meer mogelijk lijkt of schaalvergroting niet aan sluit bij ondernemerskwaliteiten komen veelal de alternatieve bedrijfsstrategieën in beeld.
Cor Pierik