Gewelddadige jongeren

In 1996 is de politie ruim 250 duizend personen op het spoor gekomen, die van een misdrijf werden verdacht. Eén op de vijf verdachten was jonger dan achttien jaar en dus strafrechtelijk minderjarig. Onder deze groep jongeren waren zeven keer zoveel jongens als meisjes.

Het aantal meerderjarige verdachten van misdrijven blijft de laatste jaren vrijwel constant. Het aantal minderjarige verdachten dat de politie opspoort stijgt daarentegen de laatste jaren sterk: voor de jongens met zo’n veertig procent, voor de meisjes zelfs met de helft.

Herkenningssysteem

Van elke duizend jongeren - tot 24 jaar - stonden er in 1996 achttien geregistreerd in het herkenningssysteem van de politie. Zij werden verdacht van één of meer strafbare feiten. Jongens zijn daarbij veel sterker vertegenwoordig dan meisjes. Gemiddeld is zo’n drie procent van de jongens in het herkenningssysteem opgenomen, tegen een half procent van de meisjes.

Van de strafrechtelijk minderjarige jongens - tussen 12 en 17 jaar - zijn er naar verhouding minder in het herkenningssysteem opgenomen dan van de jongens van 18 tot 24 jaar. Bij de meisjes is dat omgekeerd: jongere meisjes staan anderhalfmaal zo vaak als verdachte geregistreerd als wat oudere meisjes.

Minderjarigen

Bij minderjarige verdachten gaat het in ruim de helft van de gevallen om een vermogensmisdrijf. Diefstal, al of niet met braak, maakt daarvan het leeuwendeel uit. In 1990 hoorde de politie nog tweederde van de minderjarige verdachten in verband met een vermogensmisdrijf. Dat betekent een daling van twintig procent in zeven jaar. Daar staat een stijging tegenover van het percentage vernielingen en misdrijven tegen de openbare orde.

De grootste groei zit in het percentage geweldsmisdrijven. Van de feiten waarvoor de politie jongeren tussen 12 en 17 jaar hoorde, maakten geweldsmisdrijven in 1990 ruim negen procent uit. In 1996 was dat ruim vijftien procent. Dat betekent dat het aandeel van geweldsmisdrijven in de criminaliteit van minderjarigen in zeven jaar tijd met zeventig procent is toegenomen. In absolute cijfers gaat het om bijna achtduizend geweldsmisdrijven in 1996.

Kleine harde kern

Onder jongeren is de zogenaamde harde kern verantwoordelijk voor een kwart van de strafbare feiten. Deze groep maakt echter slechts vijf procent van het aantal jongere verdachten uit. Van de jongens wordt bijna de helft tot de first-offenders gerekend en eveneens bijna de helft tot de licht criminelen.

Van de meisjes is bijna driekwart first-offender en een kwart licht crimineel. Slechts twee van de honderd meisjes die van een strafbaar feit worden verdacht, behoren tot de harde kern.

Door de politie gehoorde minderjarige verdachten

Door de politie gehoorde minderjarige verdachten

Zinloos geweld

Van de misdrijven waarvan de uitgebreide groep jongeren - strafrechtelijk minder- en meerderjarig samen, van 12 tot 24 jaar - wordt verdacht, vormen geweldsdelicten bijna dertig procent. Dat geldt althans voor de first-offenders en de licht criminelen. De harde kern wordt in een vijfde van de gevallen van een geweldsdelict verdacht. Naar verhouding gebruikt de harde kern dus minder geweld. Zij wendt dit geweld bovendien anders aan.

Aan zogenaamd zinloos geweld heeft tien procent van de jongens in de harde kern zich schuldig gemaakt. Van diefstal met geweld worden ze in vijf procent van de gevallen verdacht. First-offenders en licht criminelen daarentegen plegen slechts in twee tot drie procent van de gevallen diefstal met geweld. Zij plegen juist vaak zinloos geweld. Bijna een kwart van de first-offenders en licht criminelen is op verdenking van zinloos geweld in het herkenningssysteem van de politie opgenomen.

Pieter Duimelaar