Rendement en uitval hoger onderwijs naar diverse achtergrondkenmerken
Tabellenset met gegevens over rendement en uitval in het hoger onderwijs, naar diverse achtergrondkenmerken. De uitkomsten zijn gebaseerd op een cohort, zie toelichting hieronder.
Leeftijdscohort
Het leeftijdscohort bestaat uit 176 duizend personen die op 1 oktober 1999 16 jaar oud waren, ingeschreven stonden in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) en van wie de inkomsten van de ouder(s) bekend zijn. Van deze personen is onder andere nagegaan welk percentage na tien jaar, dat wil zeggen uiterlijk in het studiejaar 2008/’09, een diploma in het hoger onderwijs behaald heeft.
Het cohort is ingedeeld in kwintielen (20-procentsgroepen) op basis van de inkomsten van de (juridische) ouders. Indien de ouders geen deel uitmaken van hetzelfde huishouden dan betreft het de inkomsten van de moeder. De inkomsten zijn van de laatste vrijdag van september 1999. De relatie tussen ouders en kinderen wordt ook via de GBA gelegd. Bij autochtonen en tweede generatie allochtonen is voor bijna iedereen bekend wie de ouders zijn. Bij de eerste generatie allochtonen ligt dit percentage tussen de 80 en 90 procent.
Instroomcohort
Het instroomcohort bevat alle eerstejaarsstudenten (89 duizend) in het hoger onderwijs in het studiejaar 1999/’00 van wie de inkomsten van de ouder(s) ten tijde van de instroom bekend zijn. Van deze personen is bekeken welk percentage na negen jaar, dat wil zeggen uiterlijk in het studiejaar 2007/’08, een diploma hoger onderwijs heeft behaald. Dit cohort is op dezelfde wijze in kwintielen ingedeeld als het leeftijdscohort.
De cijfers in de tabel zijn cumulatief. De studenten die na 1 jaar al een diploma hebben behaald, komen dus ook weer terug in het percentage met een diploma na 2 jaar, 3 jaar etc. Er kan per jaar worden bekeken hoeveel procent van de leerlingen die in 1999/'00 zijn ingestroomd een diploma heeft behaald.