Toelichting bij de schatting van de schooluitval
Met deze tabel is een poging gedaan de schooluitval van leerlingen vanuit het reguliere voortgezet onderwijs te kwantificeren. Schooluitval is een indicator die tot op heden nog niet volledig kan worden weergegeven. Pas als het onderwijsnummer in alle schoolsoorten van het reguliere onderwijs is ingevoerd, kan een beeld worden gegeven van de uitval uit het reguliere onderwijs. Ook dan is het beeld nog niet helemaal compleet, want leerlingen kunnen hun opleiding ook nog vervolgen in het particuliere onderwijs.
In de tabel is schooluitval geoperationaliseerd als: ‘De uitstroom uit het regulier voltijd onderwijs (exclusief het bbl) vanuit het voortgezet onderwijs zonder diploma van schooljaar t op schooljaar t+1’.
Invoering onderwijsnummer
Op dit moment zijn de gegevens van alle studenten in het hoger onderwijs op individueel niveau bekend, evenals het grootste deel van de leerlingen in het voortgezet onderwijs (vanaf 2003/’04). Binnen het voortgezet onderwijs missen de leerlingen die een vmbo-opleiding volgen aan één van de Agrarische Opleidingscentra (AOC; deze opleidingen vallen onder het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit). Bovendien is maar een derde van de leerlingen in het praktijkonderwijs opgenomen. Dit zijn de leerlingen die praktijkonderwijs volgen op afdelingen van ‘gewone’ scholen voor voortgezet onderwijs en leerlingen op praktijkscholen die meedoen met de nieuwe lump sum-financiering. Pas als in het basisonderwijs het onderwijsnummer is ingevoerd (verwachting: 2007/’08) zal ook het praktijkonderwijs volledig op individueel niveau worden waargenomen. In het middelbaar beroepsonderwijs (bol en bbl) is de invoering van het onderwijsnummer gestart. Verwacht wordt dat vanaf het schooljaar 2005/’06 al veel leerlingen van het bol en het bbl een onderwijsnummer hebben. Voor de indicator schooluitval zal dit een belangrijke uitbreiding zijn.
Bepaling van schooluitval
Schooluitval is dus geoperationaliseerd als: ‘De uitstroom uit het regulier voltijd onderwijs (exclusief het bbl) vanuit het voortgezet onderwijs zonder diploma van schooljaar t op schooljaar t+1’. Hierbij is het voortgezet onderwijs beperkt tot de scholen die vallen onder het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW), dus exclusief de vmbo-opeidingen aan de AOC’s, terwijl ook het praktijkonderwijs niet is meegenomen in de uitgangssituatie.
De doorstroom naar het praktijkonderwijs is wel meegenomen (gecorrigeerd op basis van een derde van de populatie). De beroepsbegeleidende leerweg van het middelbaar beroepsonderwijs (het bbl) wordt hierbij niet tot het voltijd onderwijs gerekend; leerlingen die doorstromen naar het bbl worden dus beschouwd als uitstroom. Bovendien is alleen nagegaan of de leerlingen het direct daaropvolgende schooljaar nog in het voltijd onderwijs te vinden waren. Leerlingen die er bijvoorbeeld een jaar ‘tussenuit’ zijn geweest en daarna hun opleiding vervolgen, zijn gerekend tot de uitstroom. Ook is het mogelijk dat leerlingen die vanuit havo of vwo zonder diploma uit het onderwijs stromen al eerder een diploma in het vmbo of havo hebben behaald. Deze leerlingen worden ook beschouwd als uitstroom zonder diploma.
De doorstroom naar de beroepsopleidende leerweg (bol) binnen het mbo ten slotte, wordt bepaald met behulp van het lesgeldenbestand2004/’05. Hierin zijn alle leerlingen van 16 jaar en ouder opgenomen die voltijd beroepsonderwijs (bol) of voorgezet onderwijs volgen. Mogelijk worden daarom een aantal ‘vroege’ leerlingen, die doorstromen naar het bol voordat ze 16 jaar zijn, ten onrechte tot de uitstroom gerekend. Overigens is het door administratieve onvolkomenheden in de bestanden altijd mogelijk dat bij het koppelen een enkele leerling ten onrechte niet wordt teruggevonden in één van de gebruikte bestanden en dus ten onrechte als uitstromer wordt aangemerkt.
Koppeling van bestanden
De basis van de indicator wordt gevormd door de aantallen leerlingen in het onderwijsnummerbestand voortgezet onderwijs van het schooljaar 2003/’04 (Bron-VO2003/’04), die teruggevonden zijn in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) en exclusief de leerlingen die praktijkonderwijs volgen. Dat is ongeveer 99% van het totale onderwijsnummerbestand 2003/’04. Om na te kunnen gaan welke leerlingen een schooljaar later nog steeds in het voortgezet onderwijs zitten, is dit bestand gekoppeld aan het basisbestand van Bron_VO2004/’05. Dat wil zeggen aan de inhoud van het onderwijsnummerbestand 2004/’05 zonder dat er selecties zijn gemaakt; dus bijvoorbeeld inclusief het praktijkonderwijsdeel. Dit is gedaan om zo veel mogelijk leerlingen terug te kunnen vinden.
Hierna is het gekoppelde bestand met behulp van het ERR2004 verrijkt met gegevens over de examens in 2003/’04. Vervolgens is gekoppeld met het CRIHO2004/’05, zodat kon worden nagegaan welke leerlingen vanuit schooljaar 2003/’04 direct zijn doorgestroomd naar het hoger onderwijs. Met het lesgeldenbestand 2004/’05 is tot slot informatie toegevoegd over het volgen van voltijd beroeps dan wel voortgezet onderwijs in het volgende schooljaar van leerlingen die inmiddels de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt.
Elke leerling uit het uitgangsbestand (de hiervoor genoemde selectie uit het Bron_VO2003/’04) die niet is terug te vinden in één van de bestanden Bron-VO2004/’05, CRIHO2004/’05 en lesgeldenbestand2004/’05 wordt als uitstroom uit het voltijd onderwijs vanuit het voortgezet onderwijs aangemerkt (vanuit schooljaar 2003/’04). De leerlingen hiervan die volgens de ERR in 2003/’04 geen diploma hebben behaald in het voortgezet onderwijs, blijven over als uitstroom uit het voltijd onderwijs vanuit het voortgezet onderwijs zonder diploma. In de tabellen is het percentage dat deze leerlingen vormen van het totaal te vinden als ‘bovengrens’ van de indicator.
Aanvullende schattingen
De indicator is bepaald voor verschillende combinaties van schoolelement en leerjaar in het voortgezet onderwijs en aggregaties daarvan, per herkomstgroepering en voor jongens en meisjes apart èn hun totaal. Vervolgens is een schatting gemaakt van de extra doorstroom naar het praktijkonderwijs en van het percentage leerlingen per herkomstgroepering dat niet terug te vinden is omdat zij in de tussentijd zijn geëmigreerd.
Voor de correctie van de doorstroom naar het praktijkonderwijs is per combinatie van schoolelement/leerjaar en geslacht nagegaan hoe groot het gevonden percentage doorstroom naar het praktijkonderwijs is. Aangezien een derde van de leerlingen in het praktijkonderwijs in het Bron-VO is opgenomen, zijn de uitstroompercentages (per geslacht en schoolelement/leerjaar-combinatie) daarom gecorrigeerd met twee keer dit geconstateerde percentage. Hierbij is dus aangenomen dat het geen selectieve groep betreft. Dit kan overigens niet worden gegarandeerd, maar aangezien het om kleine aantallen gaat (bijna alleen uit leerjaar 1 en 2) wordt dit niet verder uitgezocht.
Correctie voor emigratie is vooral van belang voor enkele herkomstgroeperingen. Antillianen/Arubanen en Somaliërs hebben bijvoorbeeld hoge emigratiecijfers. De correctie is gedaan op basis van de emigratiecijfers in de bevolking per geslacht, herkomstgroepering en relevante leeftijdsgroep. De percentages van de ‘bovengrens’ van de indicator zijn na correctie voor de extra doorstroom naar het praktijkonderwijs en emigratie in de tabellen opgenomen als ‘ondergrens’.