3. Conclusies
Daarbij is de vraag in hoeverre een ongezonde leefstijl altijd een eigen keuze of verantwoordelijkheid is. Onderzoek wijst uit dat zowel een genetische aanleg als omgevingsfactoren, alsook een wisselwerking tussen beide, een rol kunnen spelen (RVZ,2002). Wellicht zijn mensen een andere mening toegedaan over de hoogte van de zorgpremie voor mensen met een ongezonde leefstijl als zij weten dat deze leefstijl geen of in beperkte mate eigen keuze is.
Hoewel ongezond gedrag de kans op bepaalde ziekten vergroot, draagt dit slechts in beperkte mate bij aan de totale zorgkosten. In 2010 veroorzaakte ongezond gedrag 3,8 procent van de totale kosten van 74,9 miljard euro die aan zorg werd uitgegeven (In ’t Panhuis – Plasmans, Luijben en Hoogenveen, 2012). Het RIVM laat verder zien dat het terugdringen van ongezonde leefgewoonten de zorgkosten in eerste instantie zal doen dalen, maar doordat de levensverwachting hierdoor toeneemt en mensen andere ziekten krijgen, zullen de totale zorgkosten uiteindelijk toenemen.
Ook in het geval van een gezonde leefstijl is de meerderheid van mening dat het premiebedrag ongewijzigd moet blijven. Maar ook hier is een aanzienlijk deel van de bevolking voor een premieaanpassing, namelijk in dit geval dat mensen die gezond leven een lagere premie zouden moeten betalen.
Mensen die een bepaalde leefstijl aanhangen blijken zich te identificeren met groepen meteen vergelijkbare leefstijl, wat gereflecteerd wordt door de mate van solidariteit (Van Oorschot, 1998, 2000, 2006; Van Oorschot en Kalmijn, 2005). Rokers en zware drinkers vinden vooral dat de premie voor de eigen groep ongewijzigd moet blijven. Mensen die regelmatig bewegen vinden vaker dan mensen die weinig bewegen, dat de premie voorde eigen groep omlaag moet. Hetzelfde geldt voor mensen met ernstig overgewicht: zij zijn vaker van mening dat de premie voor mensen met overgewicht lager moet. Mensen die een gezonde leefstijl aanhangen krijgen toch ook steun van mensen met een ongezonde leefstijl: bijna 30 procent van de rokers en drinkers vindt dat de premie voorniet-rokers en niet-drinkers lager moet.
Kijkend naar persoonskenmerken blijkt dat vooral mannen, jongeren én ouderen,hoogopgeleiden en mensen met hogere inkomens vinden dat de premie voor mensen meteen ongezonde leefstijl omhoog moet. Mannen, 75-minners, laag- en middelbaar opgeleiden en mensen met een laag inkomen zijn vaker van mening dat de premie voor groepen met een gezonde leefstijl lager kan.
Tenslotte vindt het merendeel van de bevolking dat de basispremie ongewijzigd zou moeten blijven voor mensen bij wie genetisch is vastgesteld dat ze in de toekomst waarschijnlijk een ernstige ziekte of aandoening zullen krijgen, met als mogelijk gevolg dat ze een groter beroep zullen moeten doen op de zorg. Dat deze groep op een grote mate van solidariteit vanuit de samenleving kan rekenen komt waarschijnlijk doordat veelmensen vinden dat het gaat om een onmachtige groep die geen schuld treft (Van Oorschot,1998, 2000, 2006; Van Oorschot en Kalmijn, 2005).
In eerder CBS-onderzoek is gekeken naar solidariteitsvoorkeuren van de Nederlandse bevolking, ook ten aanzien van leefstijl (Kloosterman, 2011; Kloosterman, 2015). Door verschillen in onderzoeksopzet is het echter niet mogelijk om de resultaten hiervan te vergelijken met die van dit onderzoek. Er kan dus niet worden vastgesteld in hoeverre de mening over premiedifferentiatie naar leefstijl in de afgelopen jaren is veranderd. Het beeld dat mensen in de regel minder solidair zijn met mensen die ongezond leven komt echter ook duidelijk in het eerdere onderzoek naar voren, evenals de bevinding dat mensen meer solidair zijn ten opzichte van groepen waartoe ze zelf behoren.