3. Resultaten
In dit onderzoek zijn voor alle Nederlandse bedrijfstakken de upstream en downstream productievoetafdrukken berekend voor de broeikasgasuitstoot. Een volledig overzicht van de resultaten is te vinden in bijlage A. In paragraaf 3.1 wordt slechts een selectie van een aantal opvallende bedrijfstakken weergegeven en worden de resultaten toegelicht. In paragraaf 3.2 wordt vervolgens ingezoomd op de upstream en downstream voetafdrukken. Dat wil zeggen dat er wordt gekeken naar waar, in welke regio en bedrijfstak, in de wereldwijde productieketen de broeikasgasemissies fysiek plaatsvinden. Naast de in dit rapport weergegeven resultaten, is er een gedetailleerde tabellenset beschikbaar met upstream en downstream voetafdrukken voor alle Nederlandse bedrijfstakken(Schoenaker & Steenmeijer, 2024b).
3.1 Totale upstream en downstream voetafdruk naar bedrijfstak
Tabel 1 biedt een overzicht van zowel de upstream als downstream broeikasgasproductievoetafdrukken van enkele Nederlandse bedrijfstakken, inclusief de directe broeikasgasuitstoot. Dit stelt ons in staat om verschillende perspectieven te vergelijken. De selectie van de bedrijfstakken is gebaseerd op de diverse voetafdrukprofielen. Bovendien wordt de downstream productievoetafdruk in tabel 1 verbijzonderd naar regio, waarbij emissies worden onderscheiden tussen Nederland, overige EU-landen en niet-EU-landen. Tabel 1 dient ter illustratie en verduidelijking van de verschillende voetafdrukbenaderingen.
In bijlage A wordt een volledig overzicht van de voetafdrukken van alle Nederlandse bedrijfstakken weergegeven. Zowel de upstream als downstream voetafdruk wordt hier uitgesplitst naar regio, dat wil zeggen emissies in NL, binnen de overige EU-landen en niet-EU-landen. Deze uitsplitsing geeft extra zicht op waar in de productieketen de emissies fysiek plaatsvinden.
3.1.1 Perspectief - directe emissies
De directe emissies zijn de emissies die door de betreffende bedrijfstak zelf worden uitgestoten. Dit is het meest bekende perspectief, wordt ook het beste gemonitord en is ook het perspectief waarop het meeste beleid wordt gevoerd. Zo stoten bijvoorbeeld de landbouw (28.457 kiloton (= miljoen kilogram) CO2-equivalenten) en de energiebedrijven (46.188 kiloton CO2-equivalenten) relatief veel broeikasgassen uit, en in iets mindere mate geldt dit ook voor de chemische industrie (22.424 kiloton CO2-equivalenten) en de aardolie-industrie (9.343 kiloton CO2-equivalenten). In andere bedrijfstakken is de directe broeikasgasuitstoot juist heel beperkt, dit geldt met name voor de bedrijfstakken in de dienstverlening, zoals de IT-dienstverlening (226 kiloton CO2-equivalenten), het bankwezen (309 kiloton CO2-equivalenten), de holdings en managementadviesbureaus (357 kiloton CO2-equivalenten) en de uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling (90 kiloton CO2-equivalenten).
3.1.2 Perspectief - upstream voetafdruk
De upstream productievoetafdruk omvat de emissies die eerder in de productieketen zijn uitgestoten ten behoeve van de productie bij Nederlandse bedrijfstakken. Dit is de meest gebruikte methode om voetafdrukken te berekenen. Zo stoten de Nederlandse voedingsmiddelenindustrie en de algemene bouw en projectontwikkeling relatief weinig directe emissies uit (resp. 4.171 en 737 kiloton CO2-equivalenten), maar is hun upstream voetafdruk (resp. 49.563 en 15.564 kiloton CO2-equivalenten) aanzienlijk groter. Bij hun eigen economische activiteiten worden ook broeikasgassen uitgestoten, maar het grootste deel van de uitstoot verbonden aan productie vindt eerder in de productieketen plaats.
3.1.3 Perspectief - downstream voetafdruk
De downstream productievoetafdruk omvat de emissies die later in de productieketen worden uitgestoten en (mede) mogelijk zijn gemaakt door de productie van Nederlandse bedrijfstakken. Met name bedrijfstakken in de dienstverleningssector hebben over het algemeen een relatief grote downstream voetafdruk, zoals de IT-dienstverlening (9.686 kiloton CO2-equivalenten), het bankwezen (11.132 kiloton CO2-equivalenten), de holdings en managementadviesbureaus (22.654 CO2-equivalenten) en de uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling (10.677 kiloton CO2-equivalenten). Dit zijn bedrijfstakken die weinig directe emissies uitstoten en die ook in mindere mate afhankelijk zijn van toeleveranties van bedrijfstakken met hoge uitstoot eerder in de productieketen. Zij genereren echter wel omzet door diensten te leveren aan bedrijfstakken later in de productieketen waar meer uitstoot plaatsvindt.
Nederlandse bedrijfstak | Directe broeikasgas-emissies (in kiloton CO2-equivalenten) | Upstream productievoetafdruk broeikasgassen (in kiloton CO2-equivalenten) | Downstream productievoetafdruk broeikasgassen (in kiloton CO2-equivalenten) | Waarvan: | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Voetafdruk totaal (excl directe emissies) | Voetafdruk totaal (excl directe emissies) | Emissies in NL | Emissies in overig EU | Emissies buiten EU | ||
Landbouw | 28 457 | 12 343 | 13 215 | 1 468 | 3 115 | 8 631 |
Voedingsmiddelenindustrie | 4 171 | 49 563 | 18 464 | 6 503 | 2 615 | 9 346 |
Aardolie-industrie | 9 343 | 44 364 | 22 288 | 2 584 | 3 249 | 16 455 |
Chemische industrie | 22 434 | 58 980 | 28 873 | 1 548 | 7 359 | 19 966 |
Energiebedrijven | 46 188 | 11 609 | 5 956 | 2 114 | 740 | 3 102 |
Algemene bouw en projectontwikkeling | 737 | 15 564 | 1 944 | 1 098 | 257 | 589 |
IT-dienstverlening | 226 | 3 823 | 9 686 | 2 059 | 1 827 | 5 800 |
Bankwezen | 309 | 2 273 | 11 132 | 3 619 | 1 499 | 6 015 |
Holdings en managementadviesbureaus | 357 | 7 147 | 22 654 | 4 819 | 4 587 | 13 248 |
Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling | 90 | 749 | 10 677 | 5 426 | 1 554 | 3 697 |
3.1.4 Fysieke uitstoot naar regio van downstream voetafdruk
De downstream productievoetafdruk van de Nederlandse bedrijfstakken wordt in tabel 1 verbijzonderd naar regio, en geeft weer waar in de downstream productieketen de emissies fysiek plaatsvinden. De onderverdeling naar regio verschilt aanzienlijk tussen de bedrijfstakken. De downstream voetafdruk van de chemische industrie is 28.873 kiloton CO2-equivalenten. Slechts 1.548 kiloton CO2-equivalenten hiervan wordt uitgestoten door bedrijfstakken in Nederland. De chemische industrie levert veel producten, direct of indirect, aan het buitenland waar vervolgens de uitstoot plaatsvindt. In dit geval vindt er 7.359 kiloton CO2-equivalenten uitstoot plaats binnen de EU, en 19.966 kiloton CO2-equivalenten buiten de EU.
De bedrijfstak holdings en managementadviesbureaus heeft een relatief hoge downstream voetafdruk (22.654 kiloton CO2-equivalenten), waarvan een groot deel van de emissies in het buitenland plaatsvindt (17.835 kiloton CO2-equivalenten) en dan met name buiten de EU (13.248 kiloton CO2-equivalenten). Aan de andere kant heeft de bedrijfstak algemene bouw en projectontwikkeling een relatief kleine downstream voetafdruk (1.944 kiloton CO2-equivalenten), waarvan de emissies ook voor een groot deel binnen Nederland plaatsvinden (1.098 kiloton CO2-equivalenten). De Nederlandse bouwsector is dan ook vooral gericht op de binnenlandse markt.
3.2 Upstream en downstream voetafdruk uitgesplitst
Het is mogelijk om een diepere analyse uit te voeren van zowel de upstream als downstream voetafdrukken. Voor elke Nederlandse bedrijfstak zijn zowel de upstream als downstream productievoetafdrukken berekend. Vanwege de vertrouwelijkheid van gegevens zijn de Nederlandse bedrijfstakken geaggregeerd tot 74 bedrijfstakken. Voor andere landen blijft het detailniveau van Exiobase behouden, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen 163 bedrijfstakken in 48 landen en regio's. Dit betekent dat voor elke van de 74 Nederlandse bedrijfstakken is berekend waar in de productieketen emissies plaatsvinden - ofwel binnen de 73 andere Nederlandse bedrijfstakken of in de 163 bedrijfstakken in 48 andere landen.
Dit hoge detailniveau geeft meer zicht op waar in de productieketens van de Nederlandse bedrijfstakken, zowel upstream als downstream, de broeikasgasemissies fysiek plaatsvinden. Er zijn echter ook kanttekeningen te plaatsen bij dit hoge detailniveau, hierover meer in de discussie in hoofdstuk 4. Hieronder zijn drie Nederlandse bedrijfstakken als voorbeeld uitgewerkt, respectievelijk met veel directe emissies, een grote upstream voetafdruk en een grote downstream voetafdruk. De ketenemissies worden verbijzonderd naar specifieke bedrijfstakken en landen die het meest bijdragen aan de voetafdruk. In onderstaande tabellen worden enkel een aantal van de grootste bijdragers getoond.
3.2.1 Energiebedrijven - Meer directe emissies
De Nederlandse energiebedrijven hebben relatief veel directe emissies (46.188 kiloton CO2-equivalenten), ze stoten zelf relatief veel broeikasgassen uit bij de productie van onder andere elektriciteit. Voor het uitvoeren van deze economische activiteiten zijn ze afhankelijk van input, zoals aardgas en kolen. Bij de winning en het transport daarvan vindt ook uitstoot plaats. In tabel 2a wordt een overzicht gegeven van de bedrijfstakken met de grootste bijdrage aan de upstream voetafdruk. In dit geval zijn dat de gaswinning (2.847 kiloton CO2-equivalenten) en mijnbouw (1907 kiloton CO2-equivalenten) in Rusland, gevolgd door de mijnbouw in de Verenigde Staten, Duitsland en Australië.
De Nederlandse energiebedrijven leveren vervolgens producten aan tal van andere bedrijfstakken, zo gebruikt elke Nederlandse bedrijfstak elektriciteit opgewekt door de Nederlandse energiebedrijven. Die bedrijfstakken stoten op hun beurt ook broeikasgassen uit. Ondanks dat er niet direct broeikasgassen vrijkomen bij het gebruik van elektriciteit zijn deze bedrijven wel afhankelijk van de door de energiebedrijven opgewekte elektriciteit om hun economische activiteiten te ontplooien. Zo faciliteren energiebedrijven uitstoot later in de productieketen, een deel van deze uitstoot wordt daarom toegerekend aan hun downstream productievoetafdruk. Het deel van de uitstoot dat wordt toegerekend aan de downstream voetafdruk van de energiebedrijven is afhankelijk van de grootte van de economische input ten opzichte van de productiewaarde van de desbetreffende bedrijfstak, zowel op basis van een directe als indirecte handelsrelatie.
De Nederlandse energiebedrijven leveren dus, direct en indirect, een bijdrage aan veel bedrijfstakken en krijgen daarvoor een deel van de uitstoot van die bedrijfstakken toegerekend, zie tabel 2b. In termen van broeikasgasuitstoot is de downstream voetafdruk van Nederlands energiebedrijven het grootst voor de Nederlandse landbouw (558 kiloton CO2-equivalenten), de chemische industrie (477 kiloton CO2-equivalenten), de winning van delfstoffen (232 kiloton CO2-equivalenten) en de basismetaalindustrie (205 kiloton CO2-equivalenten).
Land | Bedrijfstak | Bijdrage aan voetafdruk (kiloton CO2-equivalenten) |
---|---|---|
Rusland | Gaswinning | 2 847 |
Rusland | Mijnbouw | 1 907 |
Verenigde Staten | Mijnbouw | 414 |
Duitsland | Mijnbouw | 381 |
Australië | Mijnbouw | 174 |
Noorwegen | Gaswinning | 161 |
Land | Bedrijfstak | Bijdrage aan voetafdruk (kiloton CO2-equivalenten) |
---|---|---|
Nederland | Landbouw | 558 |
Nederland | Chemische industrie | 477 |
Nederland | Winning van delfstoffen | 232 |
Nederland | Basismetaalindustrie | 205 |
Rusland | Stoom, en warm watervoorziening | 198 |
Rusland | Verbranding van afval: plastic | 177 |
3.2.2 De voedingsmiddelenindustrie – grotere upstream voetafdruk
De directe emissies van de Nederlandse voedingsmiddelenindustrie (4.171 kiloton CO2-equivalenten) zijn relatief klein ten opzichte van de upstream (49.563 kiloton CO2-equivalenten) en downstream (18.464 kiloton CO2-equivalenten) voetafdruk. Veruit het grootste deel van de upstream voetafdruk is gerelateerd aan emissies die plaatsvinden in de Nederlands landbouw (12.343 kiloton CO2-equivalenten). Dit is te verklaren doordat de voedingsmiddelenindustrie veel producten inkoopt bij de landbouw en dat er bij de landbouw relatief veel uitstoot van broeikasgassen plaatsvindt bij de productie (zie hoofdstuk 3.1). Ook bij de Nederlandse energiebedrijven, de Russische gaswinning en een aantal buitenlandse landbouwsectoren vindt relatief veel uitstoot plaats ten behoeve van de Nederlands voedingsmiddelenindustrie.
Land | Bedrijfstak | Bijdrage aan voetafdruk |
---|---|---|
Nederland | Landbouw | 12 343 |
Nederland | Energiebedrijven | 1 768 |
Roemenië | Teelt van oliezaden | 1 147 |
Duitsland | Veehouderij | 946 |
Rusland | Winning van aardgas en gerelateerde diensten | 848 |
Bulgarije | Teelt van oliezaden | 765 |
Duitsland | Rauwe melk | 644 |
Verenigde Staten | Vleesdieren | 638 |
Kijkend naar de downstream voetafdruk levert de voedingsmiddelenindustrie ook producten, direct en indirect, aan andere bedrijfstakken waar vervolgens uitstoot plaatsvindt. Opvallend is dat de belangrijkste bijdrager aan de downstream voetafdruk van de voedingsmiddelenindustrie de Nederlandse landbouw is, net als bij de upstream voetafdruk. De voedingsmiddelenindustrie is niet alleen een belangrijk afnemer maar ook een leverancier aan de landbouw. De veevoederproducenten die veevoeder leveren aan de Nederlandse veehouderij behoren namelijk ook tot de voedingsmiddelenindustrie. Ook de bedrijfstak ‘productie van rauwe melk’ uit ‘Europa overig’ draagt relatief veel bij aan de downstream voetafdruk van de Nederlandse voedingsmiddelenindustrie. Ook hier gaat het waarschijnlijk om de levering van veevoeder aan de veehouderij in die landen. De bijdrage van de overige bedrijfstakken aan de downstreamvoetafdruk is aanzienlijk kleiner.
Land | Bedrijfstak | Bijdrage aan voetafdruk (kiloton CO2-equivalenten) |
---|---|---|
Nederland | Landbouw | 5 467 |
Europa overig | Productie van rauwe melk | 1 073 |
Nederland | Riolering, afvalbeheer en sanering | 297 |
Rusland | Stoom, en warm watervoorziening | 282 |
Nederland | Chemische industrie | 242 |
Europa overig | Winning van ruwe aardolie en gerelateerde diensten | 237 |
China | Veehouderij | 236 |
3.2.3 Het bankwezen - grotere downstream voetafdruk
Het Nederlandse bankwezen is een dienstverlener en stoot dan ook weinig directe emissies uit (309 kiloton CO2-equivalenten). De upstream productievoetafdruk (2.273 kiloton CO2-equivalenten) is aanzienlijk groter dan de directe emissies. Deze upstream voetafdruk wordt onder andere veroorzaakt door de inkoop van elektriciteit en gas bij energiebedrijven (213 kiloton CO2-equivalenten). Ook bij tal van andere bedrijfstakken worden, direct en indirect, diensten ingekocht waar uitstoot aan gerelateerd is.
Land | Bedrijfstak | |
---|---|---|
Nederland | Energiebedrijven | 213 |
Midden Oosten overig | Activiteiten ter ondersteuning van financiële bemiddeling | 113 |
Rusland | Winning van ruwe aardolie en gerelateerde diensten | 46 |
Nederland | Riolering, afvalbeheer en sanering | 42 |
China | Elektriciteitsproductie met kolen | 42 |
Wat echter het meest opvalt bij het bankwezen is de downstream productievoetafdruk. Deze is met 11.132 kiloton CO2-equivalenten aanzienlijk hoger dan de eigen directe emissies en de upstream voetafdruk. Het Nederlandse bankwezen levert financierings- en adviesdiensten aan allerlei verschillende bedrijfstakken (hun portfolio, zoals hypotheken en leningen, valt hier niet onder). Hiermee faciliteren ze de economische activiteiten van deze bedrijfstakken, en indirect ook die van bedrijfstakken later in de productieketen. Daarom wordt een deel van de uitstoot door deze bedrijfstakken toegerekend aan het bankwezen. Het maakt daarbij niet uit of het bankwezen fysieke of niet-fysieke producten levert. Het deel van de uitstoot dat wordt toegerekend aan de downstream voetafdruk van het bankwezen is afhankelijk van de economische bijdrage, direct en indirect, aan de desbetreffende bedrijfstak. Zo zijn de Nederlandse energiebedrijven (868 kiloton CO2-equivalenten) en de Nederlandse landbouw (576 kiloton CO2-equivalenten) de grootste bijdragers aan de downstream voetafdruk van het Nederlandse bankwezen.
Land | Bedrijfstak | Bijdrage aan voetafdruk (kiloton CO2-equivalenten) |
---|---|---|
Nederland | Energiebedrijven | 868 |
Nederland | Landbouw | 576 |
Europa overig | Elektriciteitsproductie met kolen | 441 |
Nederland | Chemische industrie | 418 |
Rusland | Stoom, en warm watervoorziening | 310 |
Nederland | Riolering, afvalbeheer en sanering | 264 |