4. Steekproeftrekking ODiN 2022
De steekproef van ODiN is een personensteekproef. De doelpopulatie van ODiN bestaat uit alle in Nederland woonachtige personen in particuliere huishoudens met een leeftijd van 6 jaar en ouder. De basis voor de steekproeftrekking is de Basisregistratie Personen (BRP). Steekproefpersonen waarvan geconstateerd wordt dat ze behoren tot de institutionele bevolking (bewoners van inrichtingen, instellingen en tehuizen (IIT)) worden niet benaderd.
In 2022 heeft het CBS zowel het basisonderzoek op landelijk niveau als drie regionale meerwerkonderzoeken uitgevoerd.
Voor het basisonderzoek worden iedere maand twee personensteekproeven getrokken: een steekproef voor het evenredig deel en een steekproef voor het aanvullend deel. De steekproeven voor het evenredig deel worden getrokken uit het steekproefkader dat is afgeleid uit de BRP en wordt gebruikt voor alle personensteekproeven van het CBS. De steekproeven voor het aanvullend deel en voor het meerwerk worden getrokken uit een schaduwkader1). Ook het schaduwkader is afgeleid uit de BRP. Zowel het reguliere kader als het schaduwkader bevatten ongeveer zeven procent van de in de BRP ingeschreven Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder. Er is geen overlap tussen deze kaders. Voor het meerwerk Noordvleugel worden iedere maand dertien personensteekproeven getrokken: één steekproef voor elke deelregio van het meerwerkgebied waarin verdichting nodig is. Voor het meerwerk MRDH geldt dezelfde werkwijze en gaat het om zestien personensteekproeven per maand. Ook voor het meerwerk Utrecht gaat het om zestien personensteekproeven.
De steekproeven zijn getrokken volgens een gestratificeerd tweetrapsmodel. In de eerste trap zijn per coropgebied systematisch (deel)gemeenten geselecteerd met kansen evenredig aan hun inwoneraantallen, waarbij tevens voor elke geselecteerde (deel)gemeente het aantal te trekken personen is bepaald. De tweede trap is een enkelvoudig aselecte steekproef van personen in de geselecteerde (deel)gemeenten, met omvangen per deelgemeente zoals vastgesteld in de eerste trap.
In de uitzet voor het aanvullend deel van het basisonderzoek en de beide meerwerkonderzoeken zijn moeilijk responderende groepen oververtegenwoordigd. Hiervoor is de geoperationaliseerde doelpopulatie opgedeeld in vijf strata, gebaseerd op leeftijd, herkomst en inkomen. Leeftijd is verdeeld in vijf categorieën: 6-17 jaar, 18-34 jaar, 35-54 jaar, 55-74 jaar en 75+. Herkomst wordt verdeeld in drie categorieën: personen met een niet-westerse achtergrond, personen met een westerse achtergrond en personen met een Nederlandse achtergrond. Personen waarvan de herkomst onbekend is worden ingedeeld bij de eerstgenoemde categorie. Voor inkomen wordt het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen gebruikt en ook dit kenmerk wordt in twee categorieën verdeeld: lage inkomens (de laagste vier decielen en onbekenden) en hoge inkomens (de hoogste zes decielen). Met deze categorieën leidt uitkruising van leeftijd, herkomst en inkomen tot 5×3×2 = 30 groepen. Deze groepen zijn zodanig in vijf strata ingedikt dat responspercentages van groepen in hetzelfde stratum bij het basisonderzoek vergelijkbaar zijn en responspercentages van groepen in verschillende strata bij het basisonderzoek duidelijk anders zijn. In figuur 4.1 worden de vijf strata in vijf verschillende kleuren weergegeven.
Bij de steekproeftrekking worden meer personen getrokken dan uiteindelijk worden uitgezet. Dit wordt gedaan om te compenseren voor uitval bij de screening. Deze uitval betreft personen van wie het adres gedurende de afgelopen twaalf maanden al eerder in een CBS-steekproef voorkwam, personen van wie het adres behoort tot de adressen van de institutionele bevolking en personen van wie geen bruikbaar adres wordt verkregen bij de BRP. Indien meerdere personen woonachtig op hetzelfde adres getrokken worden, blijft na screening maximaal één persoon woonachtig op dit adres over. Na de screening volgt nog een uitdunning. Daarbij wordt het aantal steekproefpersonen beperkt tot de omvangen van de uit te zetten steekproefporties. Het resultaat na screening en uitdunning van de initiële steekproeftrekking is de uitzet.
Bij ODiN wordt vervolgens aan iedere persoon in de uitzet een bepaalde dag van de week toegekend. Dit is de dag waarover de respondent in het veldwerk gevraagd wordt te responderen.
Een onderzoeksjaar bestaat uit 52 weekuitzetporties. Zo’n portie wordt gemaakt uit één of twee maandtrekkingen.
4.1 Realisatie steekproeftrekking in 2022
De steekproeftrekking voor het basisonderzoek in ODiN 2022 was gericht op het behalen van minimaal 45.000 bruikbare responsen. Bij de steekproef voor het meerwerk Noordvleugel was voor het deelgebied van de metropoolregio Amsterdam plus de gemeenten Zeewolde en Dronten de responseis van 2.000 maatgevend. Voor de deelregio Noord-Holland Noord was dat de responswens van 700 respondenten (uit de landelijke en de meerwerksteekproef) voor elk van de drie deelregio’s van Noord-Holland Noord en voor Urk en Noordoostpolder was de gezamenlijke responswens ook 700 respondenten. De steekproef voor het meerwerk MRDH was gericht op het behalen van 5.529 responsen. Voor het meerwerk in de provincie Utrecht gaat het om 3.924 responsen, waarvan 1.092 in de gemeente Utrecht en 2.832 in de overige gemeenten van de provincie.
Gedurende het gehele onderzoeksjaar wordt gemonitord of de responsaantallen aan de verwachtingen voldoen. Zodoende kan ingeschat worden of aan de responseisen voldaan wordt. In 2022 bleek het halverwege het jaar nodig om in te grijpen met extra steekproeftrekkingen. Dit gebeurde vanaf begin augustus.
Voor het basisonderzoek zijn in 2022 in totaal 187.107 steekproefpersonen benaderd. De uitgezette steekproef voor het meerwerk Noordvleugel was 14.711, waarvan 1.721 in Noord-Holland Noord en 2.620 in Urk + Noordoostpolder. Voor het meerwerk MRDH zijn 30.215 personen benaderd en voor het meerwerkgebied Utrecht betrof het in totaal 16.834 personen, waarvan 4.906 in de gemeente Utrecht.