1. Inleiding
In dit rapport staan de belangrijkste resultaten van het Onderzoek Onderweg in Nederland 2022 met betrekking tot het meerwerk Noordvleugel.
1.1 Landelijk ODiN onderzoek
Verplaatsingsonderzoek kent in Nederland een lange geschiedenis. Van 1978 tot en met 2003 is er het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG) dat werd uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In de periode 2004 tot en met 2009 werd het onderzoek in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd door het bureau SocialData onder de naam Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON). Van 2010 tot en met 2017 voerde het CBS het Onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN) uit. Sinds 1 januari 2018 is het verplaatsingsonderzoek sterk gewijzigd en wordt het uitgevoerd onder de naam Onderweg in Nederland (ODiN).
In dit plausibiliteitsrapport worden de resultaten van ODiN 2022 in het gebied Noordvleugel gepresenteerd en vergeleken met die van de voorgaande drie onderzoeksjaren. De resultaten zijn niet enkel gebaseerd op de responsen uit de steekproef van het meerwerk, maar op alle responsen van inwoners uit Noordvleugel, dus ook die vanuit de landelijke steekproef. Al deze responsen zijn onderdeel van één geïntegreerd bestand en alle responsen in dat bestand worden gezamenlijk gewogen. De significante verschillen in de uitkomsten tussen de opeenvolgende jaren zijn in de tabellen aangegeven. De mutaties van 2022 ten opzichte van 2021 en van 2022 met 2019 worden getoetst op basis van statistische marges.
Het jaar 2022 was het jaar waarin de meeste maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-19 beëindigd werden; halverwege januari 2022 eindigde een periode met een harde lockdown. Het virus en de bijbehorende maatregelen hadden in 2022 een minder grote impact op de Nederlandse samenleving dan in de twee jaren daarvoor. 2022 was echter ook het jaar waarin Rusland haar buurland Oekraïne binnenviel (24 februari 2022) en daarmee een oorlog startte die wereldwijd (economische) gevolgen had.
Naast voorliggend rapport met resultaten van ODiN 2022 betreffende Noordvleugel is er ook een onderzoeksbeschrijving van het ODiN 2022 en een landelijke plausibiliteitsrapportage. Deze bieden meer achtergrondinformatie over (de resultaten van) het onderzoek.
Belangrijke informatie specifiek over het meerwerk Noordvleugel staat in de volgende paragraaf. Verschillen in de onderzoeksmethode tussen ODiN 2021 en ODiN 2022 staan in paragraaf 1.3. In paragraaf 1.4 wordt ingegaan op de betekenis van de gebruikte indicatoren. Paragraaf 1.5 bevat ongewogen responsinformatie. De laatste paragraaf tenslotte bevat de leeswijzer voor de andere hoofdstukken in deze rapportage.
1.2 Meerwerk Noordvleugel
De Vervoerregio Amsterdam laat sinds 2011 meerwerk uitvoeren voor het noordelijke deel van de Randstad, genaamd Noordvleugel.
Het meerwerkgebied Noordvleugel bestaat in 2022 uit 51 gemeenten1). Dat lijken er evenveel als in 2021, maar er zijn twee herindelingen geweest en daarnaast zijn er twee gemeenten aan het meerwerkgebied toegevoegd. De gemeenten Beemster en Purmerend zijn samengegaan als gemeente Purmerend. De gemeenten Heerhugowaard en Langedijk gaan gezamenlijk verder als gemeente Dijk en Waard. Toegevoegd aan het meerwerkgebied zijn de gemeenten Urk en Noordoostpolder. Daarmee zijn nu alle gemeenten van de provincie Flevoland onderdeel van het meerwerkgebied Noordvleugel. Het is gebied is daarmee in 2022 samengesteld uit 31 gemeenten in de metropoolregio Amsterdam (29 in Noord-Holland en 2 in Flevoland), 16 gemeenten in Noord-Holland Noord en de 4 resterende gemeenten in Flevoland. In bijlage A is de gebiedsindeling in meer detail uitgewerkt.
De steekproef voor het meerwerk Noordvleugel bestaat in 2022 uit personen woonachtig in de 51 gemeenten van het meerwerkgebied. De gemeente Amsterdam en de deelregio Regio Alkmaar nemen daarbij een bijzondere plek in. Daar worden voor de meerwerkopdracht Noordvleugel namelijk geen extra steekproefpersonen getrokken. Dit is vanwege het feit dat daar, gezien de informatiebehoefte, vanuit de landelijke steekproef al voldoende responsen worden behaald. Beide deelregio’s worden wél beschouwd als onderdeel van het meerwerkgebied Noordvleugel, omdat er voor deze gebieden binnen de meerwerkopdracht wel een informatiebehoefte bestaat.
Meerwerkgebied versus rapportagegebied
In de jaren 2018 tot en met 2020 had het meerwerkgebied Noordvleugel telkens dezelfde geografische afbakening, namelijk de metropoolregio Amsterdam plus de gemeenten Zeewolde en Dronten. Nadat in 2021 het meerwerkgebied is uitgebreid met het deelgebied Noord-Holland Noord en in 2022 met Urk en Noordoostpolder is er voor gekozen om het gebied waarover in deze rapportage jaarlijks de resultaten zijn gepresenteerd niet te wijzigen. Hierdoor blijven de gepresenteerde resultaten van 2021 en 2022 vergelijkbaar met die van de jaren ervoor. Dit betekent tevens dat de resultaten in deze rapportage dus zijn berekend zonder respondenten uit het deelgebied Noord-Holland Noord en Urk & Noordoostpolder mee te nemen. Er is dus een verschil tussen het meerwerkgebied Noordvleugel (51 gemeenten) in het databestand en het rapportagegebied Noordvleugel (33 gemeenten) waarvan in deze rapportage de resultaten gepresenteerd worden.
Responseisen en responswensen Noordvleugel
Voor het rapportagegebied Noordvleugel is de responseis 2 000 respondenten uit enkel de meerwerksteekproef. Voor elk van de tien basisregio’s daarvan geldt tevens een responswens van minimaal 700 responsen afkomstig uit zowel de landelijke als de meerwerksteekproef. Voor het meerwerkgebied Noord-Holland Noord geldt geen responseis, maar wel een responswens van minimaal 700 responsen (uit zowel de landelijke als de meerwerksteekproef) voor elk van de drie deelregio’s van Noord-Holland Noord. Ook voor het gezamenlijke gebied van de gemeenten Urk en Noordoostpolder geldt een responswens van 700 respondenten.
1.3 Belangrijke verschillen tussen ODiN 2021 en ODiN 2022
In deze paragraaf worden de onderzoeksverschillen beschreven van ODiN 2022 ten opzichte van het voorgaande onderzoeksjaar. Daarbij gaat het met name om de verschillen die mogelijk van belang zijn bij het beoordelen van de verschillen tussen de resultaten van beide onderzoeksjaren.
In 2022 heeft de weging van het onderzoek enkele wijzigingen ondergaan die de vergelijkbaarheid met vorig jaar licht kunnen beïnvloeden. Deze worden hieronder vermeld. Er zijn echter meer wijzigingen geweest in het onderzoeksproces. Voor een volledig overzicht van de verschillen en meer detailinformatie wordt verwezen naar de Onderzoeksbeschrijving van ODiN 2022.
Weging - regionale indelingen
De weegvariabelen met regionale indelingen in het weegmodel van ODiN 2022 hebben een aantal wijzigingen ondergaan. Deze zijn doorgevoerd vanwege het toevoegen van de meerwerkregio Urk & Noordoostpolder aan het meerwerk Noordvleugel.
Weging - voorweging
Om de insluit- of startgewichten voor de eindweging van ODiN te benaderen wordt de weging van ODiN gestart met een voorweging. Daarmee wordt gecorrigeerd voor ongelijke insluitkansen en ook deels selectieve respons tussen de verschillende groepen. In de voorweging wordt onder andere rekening gehouden met (wijzigingen in) het steekproefontwerp. De voorweging bestaat bij ODiN uit 3 elementen, namelijk de doelgroepen (strata) uit de steekproef, een regionale component en een eventuele periode-indeling. Deze laatste is de afgelopen jaren ingezet om in te spelen op wijzigingen in de steekproef gedurende het onderzoeksjaar. Zoals hiervoor al aangegeven is de regionale component aangepast vanwege de wijzigingen in het meerwerk. Daarnaast is ook de periode-indeling aangepast om in de voorweging al zoveel mogelijk te zorgen voor een evenwichtige responsvertegenwoordiging.
1.4 Indicatoren in deze plausibiliteitsrapportage
In de tabellen worden evenals in voorgaande jaren de waarden van verschillende indicatoren per jaar weergegeven. In deze rapportage betreft het de ODiN-jaren 2019 tot en met 2022. Dit laatste jaar was evenals 2020 en 2021 een bijzonder jaar in verband met covid-19 en de diverse maatregelen die daarom afwisselend van toepassing waren. Daarom is er in deze rapportage voor gekozen zowel de verschilpercentages op te nemen waarmee de waarden in 2022 gewijzigd zijn ten opzichte van 2021 en waarmee de waarden in 2022 gewijzigd zijn ten opzichte van 2019.
Het onderzoek wordt uitgevoerd onder personen van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. Dat wil zeggen dat personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen niet tot de doelpopulatie behoren. Voor deze rapportage is de doelpopulatie verder afgebakend tot enkel de inwoners van het rapportagegebied Noordvleugel (zie paragraaf 1.2). Alle in deze rapportage opgenomen indicatoren hebben dus betrekking op deze afbakening van de doelpopulatie en daarbij wordt gerekend met de populatie per 1 juli van het betreffende onderzoeksjaar.
Veel van de indicatoren zijn gebaseerd op reguliere verplaatsingen. Daarbij gaat het om:
Dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens
- op Nederlands grondgebied
- inclusief vakantieverplaatsingen
- exclusief (werkgerelateerde) serieverplaatsingen
- exclusief beroepsmatige verplaatsingen met een zwaar vrachtvoertuig
- exclusief ritten met een vliegtuig
De (werkgerelateerde) serieverplaatsingen van ODiN betreffen: drie of meer opeenvolgende verplaatsingen met een werkgerelateerd doel (werken, zakelijk of beroepsmatig). Een serieverplaatsing wordt vrijwel altijd vooraf gegaan door 1 afzonderlijk uitgevraagde werkgerelateerde verplaatsing2). Wanneer er 2 of 3 opeenvolgende werkgerelateerde verplaatsingen hebben plaatsgevonden, dan is ieder van die verplaatsingen wel afzonderlijk uitgevraagd. Deze afzonderlijk uitgevraagde werkgerelateerde verplaatsingen worden in ODiN beschouwd als reguliere verplaatsingen. Ook bij de resultaten van serieverplaatsingen worden de afgelegde kilometers met een vliegtuig en met een zwaar vrachtvoertuig niet meegeteld.
De voornaamste indicator in deze rapportage is de totale vervoersprestatie (reizigerskilometers) van inwoners van Noordvleugel van 6 jaar of ouder in Nederland per jaar per vervoerwijze. Deze bestaat uit de totale afgelegde afstand van reguliere verplaatsingen en de serieverplaatsingen. De totale vervoersprestatie wordt uitgesplitst naar type vervoerwijze. In de analyse wordt bepaald of de reizigerskilometers naar vervoerwijze significant zijn gewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit geldt ook voor de overige indicatoren in deze rapportage.
De plausibiliteitsrapportage richt zich vooral op het belangrijkste bestandsdeel van de totale vervoersprestatie: de reguliere verplaatsingen. Deze omvatten landelijk gezien circa 96 procent van het totale aantal reizigerskilometers van personen van 6 jaar of ouder. Het totaal aantal reguliere reizigerskilometers is de gemiddelde afstand per verplaatsing maal het gemiddelde aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag maal het aantal dagen in het jaar. De gemiddelde afstand per verplaatsing en het gemiddelde aantal reguliere verplaatsingen per persoon van 6 jaar of ouder per dag zijn dus de bepalende variabelen uit ODiN voor het totale aantal reizigerskilometers. De totale reizigerskilometers, de reguliere reizigerskilometers, de gemiddelde afstand per verplaatsing en het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag worden in de rapportage afzonderlijk gepresenteerd. Zij worden uitgesplitst naar vervoerwijze en/of verplaatsingsmotief.
De verkeersdeelname en de deelname aan het openbaar vervoer zijn eveneens belangrijke indicatoren. Zij worden uitgesplitst naar de persoonskenmerken geslacht en maatschappelijke participatie. Een persoon neemt aan het verkeer deel als deze minimaal één reguliere verplaatsing of minimaal één serieverplaatsing op een dag maakt in Nederland. Ook personen die enkel vakantieverplaatsingen hebben gemaakt, tellen dus mee bij het bepalen van de verkeersdeelnemers. Niet mee tellen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig en uiteraard tellen niet mee personen met enkel verplaatsingen geheel in het buitenland. Deze laatsten worden meegeteld bij de ‘thuisblijvers’.
Betrouwbaarheid en significantie
In deze rapportage worden enkel cijfers gepresenteerd die statistisch betrouwbaar geacht worden. Mocht dat niet het geval zijn, dan wordt geen waarde gepresenteerd, maar in plaats daarvan een punt. Daarbij hanteren we de vuistregel dat de waarde betrouwbaar wordt geacht indien het aantal unieke respondenten dat bijdraagt aan de schatting minimaal 50 is en de relatieve marge niet groter is dan 50%. De significantie van jaar-op-jaar-verschillen is bepaald met behulp van betrouwbaarheidsintervallen waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt. In de tabellen worden significante verschillen ten opzichte van het voorgaande jaar met een voetnoot weergegeven.
1.5 Ongewogen responsinformatie
In tabel 1.5.1 staan de responseisen en behaalde responsaantallen voor het rapportagegebied Noordvleugel per onderzoeksjaar uit de meerwerksteekproef vermeld.
ODiN 2018 | ODiN 2019 | ODiN 2020 | ODiN 2021 | ODiN 2022 | |
---|---|---|---|---|---|
Responseis | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 |
Behaalde respons | 2 671 | 2 166 | 2 300 | 2 568 | 2 422 |
In tabel 1.5.2 staat het aantal respondenten woonachtig in het meerwerkgebied Noordvleugel, dus van het rapportagegebied plus Noord-Holland Noord en Urk & Noordoostpolder, uit de diverse steekproeven per onderzoeksjaar vermeld.
ODiN 2018 | ODiN 2019 | ODiN 2020 | ODiN 2021 | ODiN 2022 | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 9 986 | 8 131 | 9 151 | 12 331 | 12 038 |
Landelijke steekproef | 7 318 | 5 971 | 6 845 | 9 295 | 8 571 |
Steekproef Noordvleugel | 2 668 | 2 160 | 2 301 | 3 035 | 3 463 |
Steekproef MRDH | - | 0 | 1 | 1 | 4 |
Steekproef Utrecht | - | - | 4 | 0 | 0 |
Van de 12.038 respondenten woonachtig in het meerwerkgebied Noordvleugel zijn er 9.027 woonachtig in het rapportagegebied. Van de rest zijn 2.262 respondenten woonachtig in Noord-Holland Noord en 749 in Urk & Noordoostpolder. Van de respondenten woonachtig in Noord-Holland Noord zijn 468 afkomstig uit de meerwerksteekproef. Voor Urk & Noordoostpolder zijn dat er absoluut en relatief gezien meer: 573 respondenten.
Merk op dat personen uit de meerwerksteekproef woonachtig in Noordvleugel gedurende het dataverzamelingstraject kunnen verhuizen naar een locatie buiten het meerwerkgebied. Tevens kan het zo zijn dat er steekproefpersonen uit een andere steekproef verhuizen naar het gebied Noordvleugel en vervolgens responderen.
1.6 Indeling van de rapportage
De indeling van de rapportage is als volgt. In hoofdstuk 2 worden de reizigerskilometers van de inwoners van het rapportagegebied Noordvleugel gepresenteerd. De resultaten worden weergegeven naar vervoerwijze en reismotief. In hoofdstuk 3 volgt het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag en in hoofdstuk 4 de gemiddelde afstand per verplaatsing. In hoofdstuk 5 komt de verkeersdeelname en deelname aan het openbaar vervoer aan bod. Tot slot volgt hoofdstuk 6 met een samenvatting. Vermeldenswaardig is hier ook bijlage B waarin de marges behorende bij de gepresenteerde cijfers in de hoofdstukken 2 tot en met 5 zijn te vinden.
2) Serieverplaatsingen verminderen de responslast van respondenten die voor de uitoefening van hun werk/beroep veelvuldig adressen (meer dan 3 werklocaties) achter elkaar bezoeken (zoals bijvoorbeeld bij pakketbezorgers en pizzakoeriers). Door een andere wijze van uitvraag van serieverplaatsingen is het niet mogelijk om dezelfde uitsplitsingen te maken als bij reguliere verplaatsingen.